5.1Ingevolge artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht in zaken die bij verzoekschrift moeten worden ingeleid, met uitzondering van zaken als bedoeld in de artikelen 4 en 5, indien:
a. hetzij de verzoeker of, indien er meer verzoekers zijn, een van hen, hetzij een van de in het verzoekschrift genoemde belanghebbenden in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft,
b. het verzoek betrekking heeft op een bij dagvaarding ingeleid of in te leiden geding ten aanzien waarvan de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, of
c. de zaak anderszins voldoende met de rechtssfeer van Nederland verbonden is.
5.2.1Het hof acht zich, anders dan de rechtbank, bevoegd om kennis te nemen van het verzoek en ontleent deze bevoegdheid aan artikel 3, aanhef en onder a Rv omdat [verzoekster] , ondanks dat zij haar woonplaats heeft in de Verenigde Staten, haar gewone verblijfplaats in Nederland had op het tijdstip van het indienen van haar verzoek bij de rechtbank.
5.2.2Het begrip gewone verblijfplaats in artikel 3 Rv is ontleend aan het verdragenrecht en staat voor de maatschappelijke woonplaats (résidence habituelle) van een persoon. Het begrip wordt ingekleurd door de concrete omstandigheden van het geval en is in grote mate een kwestie van waardering van de feiten. Bij de invulling van het begrip gewone verblijfplaats moet op basis van vaste rechtspraak onder meer rekening gehouden worden met de integratie van de persoon in een sociale en familiale omgeving en met de duur, de regelmatigheid, de omstandigheden en de redenen van het verblijf op een bepaalde plek. Bovenal geldt dat voor de verplaatsing van de gewone verblijfplaats van belang is de wens van die persoon om op de nieuwe plek het permanente of gewone centrum van zijn belangen te vestigen met de bedoeling daaraan een vast karakter te verlenen. De inschrijving in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP) is bij de beoordeling van de gewone verblijfplaats niet doorslaggevend. Iemand kan in Nederland zijn gewone verblijfplaats hebben, maar niet zijn woonplaats.
5.2.3Gebleken is dat [verzoekster] , na ruim tien jaar in de Verenigde Staten te hebben gewoond, zich in 2016 samen met haar moeder en haar broertje weer in Nederland heeft gevestigd. Ze hebben hier een huis betrokken, hebben de sociale- en familiebanden in Nederland -die gedurende de tijd in de Verenigde Staten zijn onderhouden- weer aangehaald en [verzoekster] heeft zich aangemeld bij een muziekclub. In Nederland heeft [verzoekster] zich georiënteerd op vervolgopleidingen in Groningen en elders in Nederland. Toen bleek dat de opleidingen in Nederland niet pasten bij wat [verzoekster] voor ogen had, is ze zich ook gaan richten op internationale opleidingen in de Verenigde Staten, waar zij voor haar komst naar Nederland haar High School had afgerond. Zodoende is [verzoekster] in september 2017 begonnen met haar studie Computer Science in Ohio, Verenigde Staten, en voor dat doel terugverhuisd naar de Verenigde Staten. Vanwege de verplichting volgend uit de Wet op de Basisregistratie Personen om zich uit te schrijven, ze verbleef namelijk meer dan acht maanden per jaar niet in Nederland, heeft [verzoekster] zich uit de BRP uitgeschreven. Was dit niet verplicht geweest, dan had ze dit niet gedaan, zo heeft zij gesteld. Gedurende de studieperiode verblijft [verzoekster] regelmatig in Nederland, in haar kamer in het huis van haar moeder en onderhoudt ze nog steeds haar contacten in Nederland. [verzoekster] kan haar opleiding in mei 2021 afronden en is voornemens dan terug te gaan naar Nederland. Dit is vanaf het begin van de studie haar insteek geweest. Haar opa en oma zijn voor haar al op zoek naar vacatures voor een baan in Nederland.
5.2.4Uit het voorgaande volgt dat [verzoekster] na haar terugkeer uit de Verenigde Staten haar gewone verblijfplaats weer in Nederland had. Toen na een jaar bleek dat er beter passende opleidingen waren in de Verenigde Staten is [verzoekster] daar weer naartoe vertrokken, maar slechts voor bepaalde tijd en met het enkele doel om daar haar opleiding te volgen, af te ronden en weer naar Nederland terug te keren. De insteek is niet geweest om een leven op te bouwen in de Verenigde Staten. In Nederland heeft zij haar kamer in het huis van haar moeder en het centrum van haar sociale en familiale contacten is nog altijd in Nederland gelegen. Tot slot is het gelet op het internationale karakter van de opleiding die [verzoekster] volgt reëel om te verwachten dat zij met deze startkwalificatie een baan kan vinden in Nederland. Het hof is dan ook van oordeel dat [verzoekster] momenteel weliswaar in de Verenigde Staten woont, maar haar gewone verblijfplaats nog altijd in Nederland heeft. Het enkele feit dat zij volgens de BRP niet meer in Nederland staat ingeschreven, staat hieraan niet in de weg.
5.2.5Nu [verzoekster] op 18 oktober 2019, de datum waarbij zij haar verzoek in eerste aanleg aanhangig maakte, haar gewone verblijfplaats in Nederland had, acht het hof de Nederlandse rechter op grond van artikel 3, aanhef en onder a, Rv bevoegd om van het onderhavige verzoek kennis te nemen. Overigens is het hof van mening dat het verzoek om vernietiging van de erkenning die in Nederland heeft plaatsgevonden ook anderszins voldoende met de rechtssfeer van Nederland verbonden is, zodat de Nederlandse rechter eveneens aan artikel 3, aanhef en onder c, Rv rechtsmacht kan ontlenen om van dit verzoek kennis te nemen.