ECLI:NL:GHARL:2020:8895

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 november 2020
Publicatiedatum
2 november 2020
Zaaknummer
21-002513-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van openlijk geweld met beroep op noodweer

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en een schadevergoeding aan twee benadeelde partijen. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen het vonnis van 4 mei 2017. Tijdens de zitting op 19 oktober 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vrijspraak voor de verdachte bepleitte.

De zaak betreft openlijk geweld waarbij de verdachte, werkzaam als portier, in conflict kwam met twee bezoekers die de club wilden betreden. De verdachte heeft verklaard dat hij werd aangevallen door deze bezoekers, wat leidde tot een confrontatie waarbij hij hen in bedwang probeerde te houden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in deze situatie gerechtvaardigd handelde en dat zijn gedragingen niet als wederrechtelijk kunnen worden aangemerkt. Hierdoor kon de tenlastelegging van mishandeling niet bewezen worden, wat leidde tot de vrijspraak van de verdachte.

De vorderingen van de benadeelde partijen zijn afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden aan het tenlastegelegde handelen. Het hof heeft de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding en hen veroordeeld in de kosten van het geding. Het arrest is uitgesproken door een meervoudige kamer voor strafzaken, met de voorzitter en twee raadsheren.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002513-17
Uitspraak d.d.: 2 november 2020
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 4 mei 2017 met parketnummer 16-015577-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 oktober 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vrijspraak van de verdachte en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde partij1] en [benadeelde partij2] . Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. R.I. Takens, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De verdachte is bij het hierboven vermelde vonnis ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1] deels toegewezen tot een bedrag van
€ 1.019,66, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2016 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2] is geheel toegewezen tot een bedrag van € 834,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2016 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 februari 2016 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, [benadeelde partij2] en/of [benadeelde partij1] heeft mishandeld door die [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2] naar de grond te duwen en/of te trekken en/of die [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2] bij de keel vast te pakken en/of vast te houden en/of de keel dicht te knijpen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof stelt vast dat verdachte op 28 februari 2016 werkzaam was als portier bij [adres] en in die hoedanigheid bij de toegangsdeur van [adres] stond. Verdachte wordt op een gegeven moment geconfronteerd met twee jonge bezoekers die van buiten naar binnen willen. Dit gaat gepaard met de nodige duwen in de richting en tegen het lichaam van verdachte. Verdachte probeert vervolgens de toegangsdeur dicht te krijgen hetgeen niet lukt omdat aangevers [benadeelde partij1] en [benadeelde partij2] blijven proberen om de club binnen te komen. Hierbij worden nog steeds de nodige duwen uitgedeeld. Op enig moment wordt verdachte door [benadeelde partij1] en [benadeelde partij2] overlopen, waardoor alle drie de personen binnen belanden. Verdachte trekt vervolgens [benadeelde partij1] op de grond en probeert hem in bedwang te houden. Vervolgens probeert [benadeelde partij2] verdachte van [benadeelde partij1] af te krijgen door te duwen waarop verdachte ook [benadeelde partij2] naar de grond trekt en haar in bedwang probeert te houden.
Met de advocaat-generaal stelt het hof vast dat het optreden van verdachte in deze situatie gerechtvaardigd was. Verdachte was alleen en heeft geprobeerd om [benadeelde partij1] en [benadeelde partij2] in bedwang te houden nadat zij hem aanvielen. Daarbij heeft, zoals (ook) het hof op de camerabeelden waarop het incident is vastgelegd heeft kunnen zien, verdachte rustig, beheerst en professioneel gehandeld. Verdachte komt aldus een beroep op de rechtvaardigingsgrond noodweer toe. Dat brengt met zich dat de aan verdachte tenlastegelegde gedragingen niet kunnen worden gezien als wederrechtelijk. Dit heeft tot gevolg dat de mishandeling die de verdachte ten laste is gelegd niet bewezen kan worden, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.619,66, bestaande uit 519,66 materiële schade en € 1.100,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.019,66, bestaande uit 519,66 materiële schade en € 500,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
Gelet op het vorenstaande dient de benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 834,00, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft haar vordering in hoger beroep gehandhaafd.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
Gelet op het vorenstaande dient de benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. J.A.A.M. van Veen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Dörholt, griffier,
en op 2 november 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J.A.A.M. van Veen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.