ECLI:NL:GHARL:2020:8875

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 oktober 2020
Publicatiedatum
30 oktober 2020
Zaaknummer
Wahv 200.245.108/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • A. Pullens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) betreffende sanctie aan kentekenhouder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam, waarbij een sanctie van € 140,- was opgelegd aan de betrokkene als kentekenhouder voor het niet doorgaan bij groen licht op 13 augustus 2017. De gemachtigde van de betrokkene heeft betoogd dat er een reële mogelijkheid was om de bestuurder staande te houden, aangezien de ambtenaar zich in de nabijheid bevond en de bestuurder zeker tien seconden voor het groen licht stond te wachten. De kantonrechter had het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de ambtenaar ten onrechte de sanctie aan de kentekenhouder heeft opgelegd, omdat er wel degelijk een mogelijkheid was om de bestuurder staande te houden. Het hof oordeelt dat de beslissing van de kantonrechter moet worden vernietigd en dat de sanctie niet in stand kan blijven. Tevens wordt de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die zijn vastgesteld op € 918,75. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd en het beroep gegrond verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.245.108/01
CJIB-nummer
: 209992524
Uitspraak d.d.
: 30 oktober 2020
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 19 juli 2018, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [A] .
De gemachtigde van de betrokkene is B. de Jong LLB., kantoorhoudende te Gouda.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen door de kantonrechter.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 140,- voor: “niet doorgaan bij groen licht: driekleurig verkeerslicht”. Deze gedraging zou zijn verricht op 13 augustus 2017 om 15:14 uur op de Tasmanstraat in Amsterdam met het voertuig met het kenteken [YY-YY-00] .
2. De gemachtigde stelt in het hoger beroepschrift onder meer dat op grond van de wet en de jurisprudentie slechts in het geval zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder voordoet bij inleidende beschikking een sanctie aan de kentekenhouder mag worden opgelegd. In dit geval bevond de ambtenaar zich in een politieauto vlak vóór het bewuste verkeerslicht. Vervolgens zijn er foto’s van de geconstateerde gedraging gemaakt en is er door de ambtenaar genoteerd dat de bestuurder zeker tien seconden stond te wachten voor het groen uitstralende verkeerslicht. Dit betekent dat er voor de ambtenaar ruim gelegenheid bestond om de bestuurder staande te houden. Dit betekent dat de sanctie ten onrechte met toepassing van artikel 5 van de Wahv aan de kentekenhouder is opgelegd en dat leidt ertoe dat de inleidende beschikking niet in stand kan blijven, aldus de gemachtigde.
3. Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de ambtenaar de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een sanctie kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd.
4. De gegevens waarop de ambtenaar zich in dit verband bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Het zaakoverzicht bevat onder meer de volgende gegevens:
“Bestuurder stond zeker 10 seconden te wachten voor groen uitstralend verkeerslicht. (….)
Reden geen staandehouding: iom officier [B] geen staandehouding.”
5. In het op 11 november 2017 opgemaakte proces-verbaal van bevindingen is - voor zover hier van belang - het volgende opgenomen:
“Op zondag 13 augustus 2017 is er door motorclub [C] een ride out georganiseerd. Naar aanleiding van eerdere ride outs georganiseerd door deze motorclub, is bij ons het beeld ontstaan, dat de personen welke mee rijden, zich veelvuldig schuldig maken aan gevaarlijk of hinderlijk verkeersgedrag. (….) Genoemde ride out was ons op voorhand bekend. Door eerdere opgedane ervaringen is er op voorhand contact gelegd met de verkeersofficier van justitie [B] . In overleg met hem is besloten alle verkeersovertredingen te schrijven op kenteken om zodoende bij de motorrijders te blijven en de ride out in zo goed mogelijke baan te leiden en gevaarzetting voor het overige verkeer te beperken. Op zondag 13 augustus 2017, te 15:14 uur, bevonden wij verbalisanten, ons in uniform gekleed in een opvallend dienstvoertuig en met verkeershandhaving belast op de openbare weg Tasmanstraat kruising Houtmankade, te Amsterdam. Wij, verbalisanten, zagen rondom deze locatie een tweewielig motorvoertuig, merk Yamaha, kenteken [YYY-Y] , stilstaan. Wij zagen dat het voertuig was voorzien van het kenteken [YY-YY-00] . (...) Wij, verbalisanten, stonden strategisch in een opvallende politiebus achter het eerder genoemde voertuig. Wij zagen dat de bestuurder op de voorsorteerstrook van rechtsaf stond en niet door ging bij groen licht. (….) Doordat de bestuurder bleef wachten voor het groen uitstralende verkeerslicht, ontstond achter hem een verkeersstremming. Van genoemde overtreding zijn foto’s gemaakt (….).
6. Uit de hiervoor weergegeven verklaringen kan worden afgeleid dat zowel het voertuig van de betrokkene als dat van de ambtenaren stil stond op het moment dat de gedraging werd geconstateerd. Vervolgens zijn de nodige gegevens met betrekking tot de waargenomen gedraging en het betreffende voertuig genoteerd. Tevens is de waarneming op beeld vastgelegd. Hieruit volgt dat de ambtenaren in de gelegenheid waren om aanstonds vast te stellen wie de bestuurder van het voertuig was ten tijde van het verrichten van de gedraging. In een dergelijk geval dient de sanctie te worden opgelegd aan de bestuurder van het voertuig en niet aan de kentekenhouder. Weliswaar blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen dat er in overleg met de officier van justitie bewust voor is gekozen om alle verkeersovertredingen op kenteken te beboeten, maar dat laat onverlet dat zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder van het voertuig heeft voorgedaan. Voorkoming van gevaarzetting voor het overige verkeer zou - in tegenstelling tot de andere genoemde argumenten - mogelijk tot een ander oordeel kunnen leiden, doch, bij het ontbreken van een nader onderbouwing op dat punt, is niet zondermeer aannemelijk dat staandehouding van de betrokkene in de hier beschreven situatie tot gevaarzetting voor het overige verkeer zou hebben geleid. In dit geval moet het er derhalve voor worden gehouden dat de ambtenaar ten onrechte toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in artikel 5 van de Wahv door de sanctie aan de kentekenhouder op te leggen. Aan die onjuiste toepassing verbindt het hof de consequentie dat de beschikking, waarbij de sanctie aan de betrokkene als kentekenhouder is opgelegd, moet worden vernietigd. Het hof zal beslissen als hierna vermeld.
7. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het beroepschrift bij de kantonrechter en het hoger beroepschrift dienen in totaal 3 punten te worden toegekend. Ook aan het telefonisch horen door de officier van justitie dient één punt te worden toegekend. Gelet op de door de gemachtigde geleverde inspanning zal het hof met gebruikmaking van de matigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht het voor het horen door de officier van justitie toegekende hele punt halveren. De waarde per punt bedraagt € 525,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 918,75.

De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder voormeld CJIB-nummer de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 918,75.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Pullens als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.