ECLI:NL:GHARL:2020:8775

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
28 oktober 2020
Zaaknummer
21-005560-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor rijden onder invloed van THC met terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 850,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid van zes maanden, omdat hij op 11 april 2018 een personenauto had bestuurd onder invloed van THC. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan het tenlastegelegde feit, maar heeft besloten om geen straf of maatregel op te leggen. Dit besluit is genomen in het licht van de persoonlijkheid van de verdachte en de omstandigheden van zijn eerdere veroordeling tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging, die op 27 oktober 2020 door de rechtbank Noord-Nederland was uitgesproken. De verdachte heeft een schizo-affectieve stoornis, maar het hof oordeelt dat hij ten tijde van het bewezenverklaarde feit niet volledig ontoerekeningsvatbaar was. De beslissing van het hof is in overeenstemming met de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit, en het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005560-19
Uitspraak d.d.: 28 oktober 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 17 oktober 2019 met parketnummer 96-057237-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
ingeschreven: [woonplaats] , [woonadres] ,
thans uit anderen hoofde verblijvende in [verblijfadres instantie] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 oktober 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een geldboete van € 850,-. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. G. Özveren, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 850,- en heeft verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid van zes maanden opgelegd.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 11 april 2018 te [plaatsnaam 1] , [gemeente] , een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 3,3 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit bij die stof vermelde grenswaarde.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 april 2018 te [plaatsnaam 1] , [gemeente] , een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 3,3 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit bij die stof vermelde grenswaarde.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde volledig ontoerekeningsvatbaar was, vanwege zijn ook op dat moment aanwezige schizo-affectieve stoornis.
Oordeel van het hof
Gezien artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is verdachte niet strafbaar indien hem het bewezenverklaarde feit wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend.
De omstandigheid dat verdachte twee jaren na het in deze zaak bewezenverklaarde feit is onderzocht in het Pieter Baan Centrum (PBC) en dat daar is geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een schizo-affectieve stoornis, leidt niet zonder meer tot de conclusie dat verdachte ten tijde van het onderhavige bewezenverklaarde feit - circa 18 maanden eerder - volledig ontoerekeningsvatbaar was. Ook de overige stukken in het dossier bieden onvoldoende aanknopingspunten om te oordelen dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het bewezenverklaarde. Hetgeen door de raadsman ter zitting is aangevoerd, maakt dit niet anders.
Verdachte is aldus strafbaar aangezien ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden beslissing is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 oktober 2020 blijkt onder meer dat op 29 september 2020 een zitting heeft plaatsgevonden bij de rechtbank Noord-Nederland. De verdenking jegens verdachte in deze zaak betreft tweevoudige moord, dan wel doodslag, dan wel zware mishandeling met de dood ten gevolge hebbende, op 26 oktober 2019 in [naam bedrijf] te [plaatsnaam 2] . In het kader van die zaak, waarin de rechtbank op 27 oktober 2020 uitspraak heeft gedaan, is verdachte geobserveerd in het Pieter Baan Centrum. De rapporteurs hebben gesteld dat bij verdachte sprake is van een schizo-affectieve stoornis, waarvan ook sprake was ten tijde van het in die zaak tenlastegelegde. Conform de eis van de officier van justitie heeft de rechtbank verdachte in die zaak veroordeeld tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Het hof acht het passend te bepalen, gelet op de persoonlijkheid van verdachte en de omstandigheden waar verdachte zich thans in bevindt naar aanleiding van de hierboven aangehaalde strafzaak, alsook hetgeen ter zitting door de raadsman en verdachte zelf naar voren is gebracht, dat aan verdachte in deze zaak geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. Z.J. Oosting, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, griffier,
en op 28 oktober 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.