Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Stichting
Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
1.De rechtszaak bij de /kinderrechter
2.De rechtszaak in hoger beroep
- de moeder met haar advocaat;
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter die op 28 mei 2020 heeft bepaald dat [de minderjarige] uit huis geplaatst moet worden bij zijn vader. De moeder verzoekt het hof om de beschikking van de kinderrechter te vernietigen en het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) om de uithuisplaatsing te verlengen af te wijzen. De GI is het echter eens met de beslissing van de kinderrechter.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de ouders van [de minderjarige], de moeder en de vader, hebben een relatie gehad en zijn de ouders van [de minderjarige], geboren in 2008. De moeder heeft het gezag over [de minderjarige], die sinds december 2019 bij zijn vader woont. De kinderrechter heeft de uithuisplaatsing van [de minderjarige] bij zijn vader eerder bepaald en deze beslissing is nu ter beoordeling aan het hof voorgelegd.
Het hof heeft de zitting op 6 oktober 2020 gehouden, waarbij de moeder, de vader en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. De vader, hoewel hij geen gezag heeft, wordt als belanghebbende in deze procedure beschouwd. Het hof heeft overwogen dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is voor zijn verzorging en opvoeding. De moeder heeft geen contact met [de minderjarige] en het hof concludeert dat de uithuisplaatsing moet worden verlengd tot 20 december 2020. De beslissing van de kinderrechter wordt bekrachtigd, omdat er geen wezenlijke veranderingen zijn die een andere beslissing rechtvaardigen.