Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
datum en producties 9 tot en met 18;
spreekaantekeningen;
10.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezamenlijk gezag van de ouders over hun minderjarige kind. De vader en de moeder, die een affectieve relatie hadden die in augustus 2015 eindigde, zijn de ouders van [de minderjarige], geboren in 2013. De vader heeft [de minderjarige] erkend en zij waren tot de bestreden beschikking gezamenlijk belast met het gezag. De moeder had eerder verzoeken ingediend voor vervangende toestemming voor verschillende zaken, waaronder reizen en inschrijving voor school.
De rechtbank Midden-Nederland had op 21 november 2019 de beschikking gegeven waarin het gezamenlijk gezag werd beëindigd en de moeder alleen belast werd met het gezag. De vader ging in hoger beroep tegen deze beschikking met vier grieven, waarbij hij verzocht om het gezamenlijk gezag te herstellen. De moeder verzocht het hof om de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Het hof oordeelde dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden en dat het voortbestaan van het gezamenlijk gezag een onaanvaardbaar risico met zich meebracht voor het kind. De vader had stappen gezet in zijn herstel van een verslaving, maar het hof oordeelde dat de positieve ontwikkelingen nog pril waren en dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord was. Het hof concludeerde dat het in het belang van [de minderjarige] was dat de moeder alleen gezagsbeslissingen kon nemen, om te voorkomen dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders. De bestreden beschikking werd bekrachtigd.