Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Utrecht(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin een naheffingsaanslag omzetbelasting is opgelegd over de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 maart 2015. De naheffingsaanslag is opgelegd omdat de inspecteur van de Belastingdienst van mening is dat de terbeschikkingstelling van sportaccommodaties aan basisscholen door de gemeente niet kan worden aangemerkt als een economische activiteit, waardoor de aan de gemeente in rekening gebrachte omzetbelasting niet aftrekbaar is. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep is gegaan.
Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende geen reële vergoeding ontvangt voor de terbeschikkingstelling van de sportaccommodaties, aangezien de basisscholen geen vergoeding betalen die de kosten dekt. Hierdoor is er volgens het Hof geen sprake van een economische activiteit, wat betekent dat de voorbelasting niet aftrekbaar is. Belanghebbende heeft betoogd dat de Rijksbijdrage die zij ontvangt, een vergoeding is voor de terbeschikkingstelling, maar het Hof oordeelt dat er geen direct verband is tussen deze bijdrage en de terbeschikkingstelling van de sportaccommodaties.
Het Hof heeft ook het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel verworpen, omdat de regelgeving duidelijk maakt dat gemeenten die slechts symbolische vergoedingen vragen voor terbeschikkingstelling, geen recht hebben op aftrek van voorbelasting. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is verklaard en de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.