ECLI:NL:GHARL:2020:8678

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
21-003082-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van maatregel tot beperking van de vrijheid in strafzaak tegen verdachte wegens mishandeling en opsluiting van kinderen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 17 mei 2018. De verdachte, geboren in 1959, was eerder veroordeeld voor mishandeling en het onrechtmatig opsluiten van zijn kinderen. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte behandeld na een zitting op 13 oktober 2020, waarbij de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte hun standpunten hebben toegelicht. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar had hem wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar voor de mishandeling en opsluiting van zijn kinderen.

Het hof heeft geoordeeld dat de rechtbank op juiste wijze heeft beslist, maar heeft de maatregel tot beperking van de vrijheid van de verdachte vernietigd. De verdachte had zijn kinderen opgesloten uit een verondersteld beschermingsmotief, maar het hof oordeelde dat er geen noodtoestand was die dit gedrag rechtvaardigde. De verdachte had alternatieven moeten overwegen, zoals het inschakelen van de politie of jeugdzorg.

Het hof heeft een nieuwe maatregel opgelegd die de verdachte verbiedt om contact te hebben met zijn minderjarige kinderen voor een periode van vijf jaar. Dit besluit is genomen ter bescherming van de kinderen en om herhaling van strafbare feiten te voorkomen. De maatregel is dadelijk uitvoerbaar en bij niet-naleving kan vervangende hechtenis worden opgelegd. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank voor het overige, met uitzondering van de vernietigde maatregel.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003082-18
Uitspraak d.d.: 27 oktober 2020
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 17 mei 2018 met parketnummer 16-700187-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1959,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 13 oktober 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J.W.D. Roozemond, naar voren is gebracht.

Omvang hoger beroep

Namens verdachte is bij akte rechtsmiddel van 31 mei 2018 beperkt hoger beroep ingesteld tegen het eindvonnis van 17 mei 2018:
 ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde (mishandeling) ten aanzien van [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 4] , [kind 5] , [kind 6] , [kind 7] , [kind 8] , [kind 9] en [kind 10] en
 ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde (opsluitingen) ten aanzien van [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , [kind 11] en [kind 4] .
Wellicht ten overvloede wijst het hof erop dat de rechtbank verdachte heeft vrijgesproken van het onder 1, 2 en 5 tenlastegelegde. Daarnaast heeft de rechtbank verdachte partieel vrijgesproken van de mishandelingen van zijn kinderen [kind 12] (geboren
[geboortedag] 1983), [kind 13] (geboren [geboortedag] 1984), [kind 14] (geboren [geboortedag] 1986), [kind 15] (geboren [geboortedag] 1987) en [kind 11] (geboren
12 oktober 1990). Verder heeft de rechtbank verdachte partieel vrijgesproken van het onder 4 tweede cumulatief tenlastegelegde, te weten de benadeling van de gezondheid van zijn kinderen. Deze vrijspraken zijn in hoger beroep niet meer aan de orde.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 17 mei 2018, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van de onder 3 en 4 eerste cumulatief tenlastegelegde feiten, te weten:
3.
telkens: mishandeling van zijn kind, meermalen gepleegd;
4.
eerste cumulatief: telkens: opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden en opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren met aftrek van voorarrest.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste wijze en goede gronden heeft beslist en zal het vonnis met aanvulling van gronden bevestigen behalve wat betreft de aan verdachte opgelegde maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid. Ten aanzien van dit onderdeel van het vonnis komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank. In zoverre zal het vonnis dan ook worden vernietigd en zal opnieuw recht worden gedaan.

Aanvullende overwegingen

Blijkens de verklaringen van verdachte heeft hij [kind 1] opgesloten omdat hij dacht dat [kind 1] zijn zusjes had verkracht en hij de kinderen op die manier van elkaar kon scheiden. Nog daargelaten dat niet is komen vast te staan dat deze verkrachtingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, voor verdachte waren er voldoende alternatieven voor handen zoals naar de politie gaan, contact opnemen met jeugdzorg of [kind 1] elders onderbrengen. Van een noodtoestand was derhalve geen sprake zodat een beroep op overmacht wordt afgewezen. Datzelfde geldt voor het opsluiten van [kind 11] en [kind 4] . Ook bij hen geldt dat het bestaan van een noodtoestand niet aannemelijk is geworden.
Het hof verwerpt aldus de verweren van de raadsman.

Oplegging van maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid

Het hof legt ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten aan verdachte op een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van vijf jaren. Hiertoe overweegt het hof dat het hof het, gelet op het bewezenverklaarde, niet wenselijk acht dat verdachte op korte termijn in contact komt met zijn, op het moment van het wijzen van het arrest, minderjarige kinderen, zeker niet als dit een pedagogische setting zou betreffen. Het hof beveelt aldus dat verdachte zich onthoudt van (in)direct contact met:
- [kind 16] (geboren op [geboortedag] 2003) en haar pleegouders;
- [kind 17] (geboren op [geboortedag] 2004) en haar pleegouders;
- [kind 18] (geboren op [geboortedag] 2006) en haar pleegouders;
- [kind 19] (geboren op [geboortedag] 2008) en haar pleegouders.
Gelet op de duur en het stelselmatige karakter van het bewezenverklaarde, alsmede het feit dat verdachte het strafbare karakter van zijn handelen niet inziet, is het hof van oordeel dat er ernstig rekening mee dient te worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom beveelt het hof dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Het hof beveelt dat, voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, de maatregel wordt vervangen door een week hechtenis voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 38v, 38w, 57, 282, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid en doet in zoverre opnieuw recht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met
- [kind 16] (geboren op [geboortedag] 2003) en haar pleegouders;
- [kind 17] (geboren op [geboortedag] 2004) en haar pleegouders;
- [kind 18] (geboren op [geboortedag] 2006) en haar pleegouders;
- [kind 19] (geboren op [geboortedag] 2008) en haar pleegouders.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van zes maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. J.P. Bordes, voorzitter,
mr. R.M. Maanicus en mr. M.J. Vos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K. van Laarhoven, griffier,
en op 27 oktober 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mrs. J.P. Bordes en M.J. Vos zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 27 oktober 2020.
Tegenwoordig:
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. C.Y. Huang, advocaat-generaal,
mr. B.P. Snijder, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.