ECLI:NL:GHARL:2020:8629

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
26 oktober 2020
Zaaknummer
21-006292-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in jeugdstrafrecht met verwerping van verweer tegen contactverbod en bewezenverklaring van meerdere strafbare feiten

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 2002, was eerder veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder openlijk geweld en het niet naleven van een contactverbod. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte behandeld na een zitting op 13 oktober 2020, waarbij zowel de advocaat-generaal als de raadsman van de verdachte hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een werkstraf van 80 uur en een voorwaardelijke jeugddetentie, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en een zwaardere straf opgelegd. Het hof oordeelde dat de verdachte op verschillende momenten in strijd heeft gehandeld met de opgelegde gedragsaanwijzingen en dat hij openlijk geweld heeft gepleegd tegen een medeperson. De verdachte heeft geen verweer gevoerd tegen de meeste feiten, maar heeft vrijspraak bepleit voor enkele specifieke tenlasteleggingen. Het hof heeft de bewezenverklaring van de feiten gebaseerd op de beschikbare bewijsmiddelen en heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is. De opgelegde straf bestaat uit een onvoorwaardelijke taakstraf van 120 uur en 60 dagen jeugddetentie. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 300,00, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006292-19
Uitspraak d.d.: 27 oktober 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 19 november 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-164103-19 en 16-216433-19, 16-217622-19, 16-227968-19, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2002,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 13 oktober 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. A.J. Admiraal, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte veroordeeld ter zake van het in de zaken met parketnummers 16-164103-19, 16-216433-19 (feit 1 en 2), 16-217622-19 en 16-227968-19 (feit 1 en 2). Aan verdachte is opgelegd een werkstraf voor de duur 80 uur, indien niet (naar behoren) verricht, te vervangen door 40 dagen jeugddetentie, waarvan 40 uren, te vervangen door 20 dagen jeugddetentie, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en aftrek van voorarrest. Daarnaast zijn aan verdachte bijzondere voorwaarden opgelegd. Ten slotte is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 300,--, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 16-164103-19:
hij op of omstreeks 7 juli 2019 te Utrecht openlijk, te weten, op de Vaalserberg,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [benadeelde]
welk geweld bestond uit het (met kracht)
-
meermalen, althans éénmaal, slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, en/of het lichaam van die [benadeelde] en/of
-
meermalen, althans éénmaal, vloeren en/of onderuit trappen van die [benadeelde] , althans het schoppen en/of trappen tegen de benen van die [benadeelde] , tengevolge waarvan die [benadeelde] op de grond is gevallen en/of
-
(vervolgens) meermalen, althans éénmaal, schoppen en/of trappen in/op/tegen het hoofd en/of de rug en/of de buik, althans het lichaam, van die [benadeelde] , terwijl hij op de grond lag;
Zaak met parketnummer 16-216433-19 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 08 september 2019 te Utrecht,
opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten,
te weten de gedragsaanwijzing d.d. 9 juli 2019 gegeven door de officier van justitie te Utrecht in het kader van de Wet maatregelen ter bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast,
immers heeft verdachte opzettelijk zich niet gehouden aan het contactverbod (met [mededader] , geboren [geboortedag 2] 2002) dat aan hem in voornoemde gedragsaanwijzing is opgelegd;
2.
hij op of omstreeks 31 juli 2019 te Utrecht,
opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten,
te weten de gedragsaanwijzing d.d. 9 juli 2019 gegeven door de officier van justitie te Utrecht in het kader van de Wet maatregelen ter bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast,
immers heeft verdachte opzettelijk zich niet gehouden aan het contactverbod (met [mededader] , geboren [geboortedag 2] 2002) dat aan hem in voornoemde gedragsaanwijzing is opgelegd;
Zaak met parketnummer 16-217622-19 (gevoegd):
hij op of omstreeks 9 september 2019 te Utrecht,
opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten,
te weten de gedragsaanwijzing d.d. 9 juli 2019 gegeven door de officier van justitie te Utrecht in het kader van de Wet maatregelen ter bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast,
immers heeft verdachte opzettelijk zich niet gehouden aan het contactverbod (met [mededader] , geboren [geboortedag 2] 2002) dat aan hem in voornoemde gedragsaanwijzing is opgelegd.
Zaak met parketnummer 16-227968-19 (gevoegd):
1.
hij te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht op of omstreeks 31 maart 2019
opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (personenauto), toebehorende aan [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, als bestuurder heeft gebruikt op de weg, de provinciale weg N230, in elk geval op een weg;
2.
hij op of omstreeks 31 maart 2019 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht,
op de weg, de provinciale weg N230, een motorrijtuig van de rijbewijscategorie A1 of B of E bij B of C1 of E bij C1, dan wel in het bezit van een getuigschrift van vakbekwaamheid een motorrijtuig van de rijbewijscategorie C of E bij C of D1 of E bij D1, te weten een personenauto, heeft bestuurd, terwijl hij de minimumleeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het in de zaak met parketnummer 16-216433-19 onder 1 en 2 en het in de zaak met parketnummer 16-217622-19 tenlastegelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat geen sprake is geweest van contact en de contactverboden voor verdachte onduidelijk waren. Verdachte wist weliswaar dat hij geen contact mocht hebben maar heeft gesteld dat hij slechts in de nabijheid van [mededader] verkeerde en niet met hem sprak. Volgens de raadsman levert het zitten in dezelfde auto niet zonder meer contact op de zin van gedragsaanwijzing en ontbreekt hierdoor het opzet op het niet voldoen aan de gedragsaanwijzing.
Ten aanzien van de overige feiten heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 16-216433-19 onder 1 en 2 en het in de zaak met parketnummer 16-217622-19 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder als volgt.
Verdachte is op 31 juli, op 8 en op 9 september 2019 door de politie aangetroffen in het bijzijn van [mededader] . Op 31 juli 2019 had verdachte via het raam aan de passagierszijde van een personenauto contact met hem, op 9 september 2019 zat hij met hem in een auto en op 8 september 2019 constateerde de politie dat verdachte deel uitmaakte van een groep, waarvan [mededader] ook deel uitmaakte en dat zij ook met elkaar spraken. Op 9 september 2019 is eveneens door de politie geconstateerd dat verdachte sprak met [mededader] . Het hof is van oordeel dat het zich bevinden in dezelfde auto contact oplevert als bedoeld in de gedragsaanwijzing en voorts dat de verdachte ook opzet had op het niet naleven van de gedragsaanwijzing. Verdachte wist wat de gedragsaanwijzing inhield nu hij met de inhoud hiervan bekend was gelet op het gegeven dat hij in een eerder stadium (vruchteloos) beroep aantekende tegen deze aanwijzing en bovendien op 9 september 2019 werd aangehouden, juist op de dag dat hij werd vrijgelaten na te zijn aangehouden en verhoord in verband met de verdenking van het eerder overtreden van de gedragsaanwijzing.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 16-164103-19 en in de zaak met parketnummer 16-216433-19 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 16-217622-19 en in de zaak met parketnummer 16-227968-19 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 16-164103-19:
hij op of omstreeks 7 juli 2019 te Utrecht openlijk, te weten, op de Vaalserberg,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegeneen persoon te weten[benadeelde]
welk geweld bestond uit het (met kracht)
-
meermalen, althans éénmaal,slaan en/ofstompenin/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, en/ofhet lichaam van die [benadeelde] en/of
-
meermalen, althans éénmaal,vloeren en/of onderuit trappen van die [benadeelde] ,althans het schoppen en/of trappen tegen de benen van die [benadeelde] , tengevolge waarvan die [benadeelde] op de grond is gevallenen/of
-
(vervolgens)meermalen, althans éénmaal,schoppen en/oftrappenin/op/tegen het hoofd en/ofde rug en/ofde buik, althans het lichaam,van die [benadeelde] , terwijl hij op de grond lag;
Zaak met parketnummer 16-216433-19 (gevoegd):
1.
hij opof omstreeks08 september 2019 te Utrecht,
opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaarmet de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaarbelast metof bevoegd verklaard tothet opsporen of onderzoeken van strafbare feiten,
te weten de gedragsaanwijzing d.d. 9 juli 2019 gegeven door de officier van justitie te Utrecht in het kader van de Wet maatregelen ter bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast,
immers heeft verdachte opzettelijk zich niet gehouden aan het contactverbod(met [mededader] , geboren [geboortedag 2] 2002)dat aan hem in voornoemde gedragsaanwijzing is opgelegd;
2.
hij opof omstreeks31 juli 2019 te Utrecht,
opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaarmet de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaarbelast metof bevoegd verklaard tothet opsporen of onderzoeken van strafbare feiten,
te weten de gedragsaanwijzing d.d. 9 juli 2019 gegeven door de officier van justitie te Utrecht in het kader van de Wet maatregelen ter bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast,
immers heeft verdachte opzettelijk zich niet gehouden aan het contactverbod(met [mededader] , geboren [geboortedag 2] 2002)dat aan hem in voornoemde gedragsaanwijzing is opgelegd;
Zaak met parketnummer 16-217622-19 (gevoegd):
hij opof omstreeks9 september 2019 te Utrecht,
opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaarmet de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaarbelast metof bevoegd verklaard tothet opsporen of onderzoeken van strafbare feiten,
te weten de gedragsaanwijzing d.d. 9 juli 2019 gegeven door de officier van justitie te Utrecht in het kader van de Wet maatregelen ter bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast,
immers heeft verdachte opzettelijk zich niet gehouden aan het contactverbod(met [mededader] , geboren [geboortedag 2] 2002)dat aan hem in voornoemde gedragsaanwijzing is opgelegd;
Zaak met parketnummer 16-227968-19 (gevoegd):
1.
hij te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht opof omstreeks31 maart 2019
opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (personenauto), toebehorende aan [naam] ,in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,als bestuurder heeft gebruikt op de weg, de provinciale weg N230, in elk geval op een weg;
2.
hij opof omstreeks31 maart 2019 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht,
opde weg,de provinciale weg N230, een motorrijtuig van de rijbewijscategorie A1 of B of E bij B of C1 of E bij C1,dan wel in het bezit van een getuigschrift van vakbekwaamheid een motorrijtuig van de rijbewijscategorie C of E bij C of D1 of E bij D1,te weten een personenauto, heeft bestuurd, terwijl hij de minimumleeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 16-164103-19 bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Het in de zaak met parketnummer 16-216433-19 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 16-217622-19 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten.
Het in de zaak met parketnummer 16-227968-19 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 11 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak met parketnummer 16-227968-19 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 110 van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 180 uur, indien niet (naar behoren) verricht te vervangen door 90 dagen jeugddetentie, waarvan 90 uur of 45 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het hof verzocht aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 80 uren. De raadsman heeft verzocht om geen voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden op te leggen met name omdat verdachte niet open staat voor ITB-Criem en dat geen enkel effect meer zal hebben.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. Verdachte heeft openlijk geweld gepleegd, waarbij het slachtoffer [benadeelde] zonder noemenswaardige aanleiding fors is mishandeld, voorts heeft verdachte op drie verschillende momenten een jegens hem geldende gedragsaanwijzingen niet opgevolgd en heeft hij, terwijl hij nog geen 18 jaar oud was een voertuig dat aan een ander toebehoorde zonder diens instemming als bestuurder gebruikt.
De kinderrechter heeft aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf opgelegd, waarbij als bijzondere voorwaarde onder meer ITB-Criem is opgelegd.
Uit het aanvullend rapport van de Raad voor Kinderbescherming van 5 oktober 2020 blijkt dat verdachte niet heeft willen meewerken aan de totstandkoming van het rapport en dat sprake is van zorgelijke ontwikkelingen. Zo is verdachte ondertussen gestopt met school, veroorzaakt hij veel overlast op straat en heeft de hulpverlening nagenoeg geen vat op hem. De Raad voor de Kinderbescherming acht desondanks dat een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, waaronder ITB-Criem, tot de mogelijkheden behoort en adviseert hier ook toe.
Het hof heeft daarnaast acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten en uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 september 2020 blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten, maar wel voor andersoortige feiten.
Nu verdachte niet heeft het willen meewerken met de Raad voor de Kinderbescherming en niet ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen om zijn huidige persoonlijke omstandigheden nader toe te lichten en gelet op de ernst van de feiten is het hof van oordeel dat het opleggen van bijzondere voorwaarden verbonden aan een voorwaardelijk strafdeel een gepasseerd station is en dat een zwaardere straf dan in eerste aanleg is opgelegd, passend en geboden is. Alles afwegend komt het hof tot een onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.207,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 300,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 16-164103-19 bewezenverklaarde handelen van verdachte en zijn mededaders rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is net als de mededaders tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77m, 77n, 141 en 184 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 11, 110 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-164103-19 en in de zaak met parketnummer 16-216433-19 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 16-217622-19 en in de zaak met parketnummer 16-227968-19 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16-164103-19 en in de zaak met parketnummer 16-216433-19 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 16-217622-19 en in de zaak met parketnummer 16-227968-19 onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-164103-19 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 300,00 (driehonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-164103-19 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 300,00 (driehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 7 juli 2019.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. O.O. van der Lee, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.G. Scheffer - Overbeek, griffier,
en op 27 oktober 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. O.O. van der Lee en mr. L.J.G. Scheffer-Overbeek zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 27 oktober 2020.
Tegenwoordig:
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. C.Y. Huang, advocaat-generaal,
mr. B.P. Snijder, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.