ECLI:NL:GHARL:2020:8595

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 oktober 2020
Publicatiedatum
22 oktober 2020
Zaaknummer
200.283.624/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorzieningen en zorgregeling in het kader van een verhuizing van de moeder met de kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over voorlopige voorzieningen en een zorgregeling tussen ouders van drie kinderen. De moeder, vertegenwoordigd door mr. I.E. van der Bijl, verzocht om vervangende toestemming om met de kinderen naar een andere plaats te verhuizen en om een zorgregeling vast te stellen. De vader, vertegenwoordigd door mr. M. de Voort, verzocht eveneens om een zorgregeling en om de kinderen op zijn adres in te schrijven in de Basisregistratie Personen. De rechtbank Midden-Nederland had eerder de zorgregeling vastgesteld en het verzoek van de moeder om te verhuizen afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 oktober 2020 zijn beide ouders verschenen, maar de raad voor de kinderbescherming was niet aanwezig. Het hof heeft de verzoeken van de moeder om vervangende toestemming voor verhuizing afgewezen, omdat het in het belang van de kinderen niet wenselijk was om hen uit hun vertrouwde omgeving te halen. Het hof oordeelde dat de belangen van de kinderen voorop staan en dat een verhuizing in een voorlopige voorzieningenprocedure tot onwenselijke situaties kan leiden.

Wat betreft de zorgregeling heeft het hof een voorlopige regeling vastgesteld die in het belang van de kinderen is, waarbij de kinderen op doordeweekse dagen bij de vader verblijven en in de weekenden bij de moeder, afhankelijk van de verhuizing van de moeder. Het verzoek van de vader om een voorlopige voorziening met betrekking tot de inschrijving van de kinderen in de Basisregistratie Personen werd afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.283.624/02 en -03
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 502967)
beschikking van 22 oktober 2020 op het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen ex artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en het verzoek tot schorsing
inzake
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. I.E. van der Bijl te Haarlem,
en
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M. de Voort te Breda.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 27 augustus 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).
2. Het geding in hoger beroep in de hoofdzaak en met betrekking tot het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen en het verzoek tot schorsing
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift tevens houdende verzoeken tot het treffen van voorlopige voorzieningen en tot schorsing met producties, ingekomen op 17 september 2020;
  • het verweerschrift tegen de verzoeken tot het treffen van voorlopige voorzieningen en tot schorsing met productie;
  • een journaalbericht van mr. Van der Bijl van 13 oktober 2020 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 14 oktober 2020 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is met kennisgeving vooraf niet verschenen.
2.3
Na de mondelinge behandeling heeft mr. De Voort met toestemming van het hof twee beschikkingen voorlopige voorzieningen van de rechtbank Midden-Nederland toegezonden. Het hof slaat geen acht op overige stukken en/of toelichtingen die na sluiting van de mondelinge behandeling zijn ingekomen, nu hiervoor geen toestemming is gegeven.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van:
- [kind 1] , geboren [in] 2010 in [geboorteplaats1] ;
- [kind 2] , geboren [in] 2012 in [geboorteplaats2] ;
- [kind 3] , geboren [in] 2013 in [geboorteplaats2] .
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag over de kinderen uit.
3.2
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover hier van belang:
  • als zorgregeling vastgesteld dat [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] de ene week van woensdag uit school tot zaterdag 9.30 uur en de andere week van donderdag uit school tot zondag 15.30 uur bij de vader verblijven en deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard; en
  • het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te geven om met de kinderen naar [plaats] te verhuizen afgewezen.
3.3
De moeder heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissingen.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Aan de orde zijn de verzoeken van de moeder om bij wijze van voorlopige voorzieningen vervangende toestemming tot verhuizing te verlenen en een zorgregeling vast te stellen en het verzoek van de moeder tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking voor zover het de zorgregeling betreft. De vader heeft op zijn beurt eveneens verzocht om bij wijze van voorlopige voorzieningen een zorgregeling vast te stellen en daarnaast te bepalen dat de kinderen op zijn adres worden ingeschreven in de Basisregistratie Personen.
4.2
Ingevolge artikel 223 lid 1 Rv kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Lid 2 van dit artikel bepaalt dat de vordering moet samenhangen met de hoofdvordering. Deze bepaling is ook van toepassing in een verzoekschriftprocedure.
4.3
Een voorlopige voorziening is een tijdelijke beslissing, die slechts geldt voor de duur van de procedure. De verzoeker moet in die zin belang hebben bij het verzoek dat van hem niet kan worden gevergd dat hij de afloop van de bodemzaak afwacht.
Verhuizing
4.4
Het hof zal het verzoek van de moeder om haar voor de duur van het geding vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar [plaats] te verhuizen afwijzen. De rechtbank heeft – in navolging van het advies van de raad – overwogen dat het gelet op de strijd tussen de ouders niet in het belang van de kinderen is als zij uit hun vertrouwde omgeving in [woonplaats] worden weggehaald. Het hof ziet geen aanleiding om het belang van de kinderen in deze procedure anders in te vullen en is van oordeel dat dit belang voorop dient te staan. Het hof weegt bij zijn oordeel mee dat het verlenen van toestemming voor verhuizing in een voorlopige voorzieningenprocedure tot gevolg kan hebben dat de kinderen opnieuw zouden moeten verhuizen indien in de bodemprocedure geen toestemming wordt verleend. De stelling van de moeder dat zij geen mogelijkheden heeft om in [woonplaats] te blijven wonen, maakt het oordeel van het hof niet anders.
Zorgregeling
4.5
Beide ouders hebben verzocht om een voorlopige voorziening met betrekking tot de zorgregeling. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling te kennen gegeven dat zij hoe dan ook op 1 november 2020 naar [plaats] zal verhuizen. Bij voortzetting van de huidige zorgregeling zou dat betekenen dat de kinderen op meer dan de helft van de schooldagen uit [plaats] naar en van hun school in [woonplaats] moeten worden gebracht en gehaald. Het hof acht dit gelet op de reistijd niet in het belang van de kinderen en zal daarom een voorlopige voorziening treffen voor de situatie dat de moeder inderdaad naar [plaats] verhuist. Het hof zal bepalen dat de kinderen in dat geval en vanaf dat moment op alle doordeweekse dagen bij de vader verblijven en dat zij in de weekenden gedurende drie opeenvolgende weken van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de moeder verblijven en vervolgens een weekend bij de vader. Deze regeling acht het hof in het belang van de kinderen wenselijk.
Inschrijving
4.6
Het hof ziet geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen met betrekking tot de inschrijving van de kinderen in de Basisregistratie Personen en zal dit verzoek van de vader afwijzen. De vader heeft niet toegelicht dat hij belang heeft bij deze inschrijving in die zin dat van hem niet kan worden gevergd dat hij de afloop van de bodemzaak afwacht.
Schorsing
4.7
Nu het hof bij wijze van voorlopige voorziening de hiervoor genoemde zorgregeling zal vaststellen, behoeft het verzoek van de moeder tot schorsing geen bespreking meer.
Proceskosten
4.8
Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten compenseren.

5.De beslissing

Het hof, beschikkende op het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen en het verzoek tot schorsing:
stelt voor de duur van het geding, vanaf het moment dat de moeder naar [plaats] verhuist, als verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de kinderen vast dat [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] op alle doordeweekse dagen bij de vader verblijven en dat zij per vier weken in de weekenden gedurende drie opeenvolgende weken van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de moeder verblijven en vervolgens een weekend bij de vader;
compenseert de kosten van het geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, R.A. Eskes en R. Krijger, bijgestaan door mr. H. Bouhuys als griffier, en is op 22 oktober 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.