ECLI:NL:GHARL:2020:8569

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
21 oktober 2020
Zaaknummer
21-004336-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling met afwijking van straftoemeting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1993 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor mishandeling van twee slachtoffers op 23 december 2018. De politierechter had hem een taakstraf van 60 uren opgelegd, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting op 7 oktober 2020 heeft het hof de zaak behandeld. De advocaat-generaal vorderde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewijsbeslissing kwam. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de mishandeling van beide slachtoffers, waarbij hij hen tegen het gezicht had geslagen terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde. De slachtoffers hebben geen verwondingen overgehouden aan de mishandeling.

Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die een uitgeprocedeerde asielzoeker is. Het hof heeft besloten om een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen, in afwijking van de oriëntatiepunten voor straftoemeting, omdat het hof de gepleegde feiten als ernstig beschouwde. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004336-19
Uitspraak d.d.: 21 oktober 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 19 juni 2019 met parketnummer 16-028200-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
Zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 oktober 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. H. Tadema, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte veroordeeld voor mishandeling van twee verschillende slachtoffers en heeft hem daarvoor een taakstraf opgelegd voor de duur van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 december 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] , [slachtoffer1] heeft mishandeld door die [slachtoffer1] (meermalen) te stompen/slaan in/tegen zijn gezicht/hoofd;2.
hij op of omstreeks 23 december 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] , [slachtoffer2] heeft mishandeld door die [slachtoffer2] (meermalen) te stompen/slaan in/tegen zijn gezicht/hoofd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 23 december 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] , [slachtoffer1] heeft mishandeld door die [slachtoffer1] te slaan tegen zijn gezicht.
2.
hij op 23 december 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] , [slachtoffer2] heeft mishandeld door die [slachtoffer2] te slaan tegen zijn hoofd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
telkens:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 23 december 2018 schuldig gemaakt aan de mishandeling van zowel [slachtoffer2] als [slachtoffer1] . Hij heeft hen beiden tegen het gezicht of hoofd, geslagen terwijl hij onder invloed verkeerde van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol. Dit blijkt te meer uit het feit dat verdachte zich de volgende dag op het politiebureau helemaal niets meer wist te herinneren van het incident de avond ervoor. Bovendien heeft hij zelf ook verklaard dat hij die avond veel had gedronken. Verdachte mag van geluk spreken dat beide slachtoffers geen verwondingen aan de mishandeling hebben overgehouden, nu verdachte hen beiden gericht tegen het gezicht, een kwetsbaar deel van het lichaam, heeft geslagen. Door zo te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 september 2020. Hieruit blijkt dat verdachte eerder met justitie in aanraking is geweest en daarvoor na het onderhavige feit onherroepelijk is veroordeeld met oplegging van straffen.
Het hof houdt voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die blijken uit het dossier en zoals die tijdens het onderzoek ter terechtzitting van het hof zijn besproken. Hieruit is gebleken dat verdachte een uitgeprocedeerde asielzoeker is, die in afwachting is van het doen van een tweede asielaanvraag.
Het hof neemt als vertrekpunt voor de strafoplegging de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken met betrekking tot artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht. Dat zou in het onderhavige geval moeten leiden tot een geldboete ter hoogte van € 1.000,- voor beide feiten. Het hof acht echter redenen aanwezig om af te wijken van dit uitgangspunt. Verdachte heeft zonder navolgbare reden meerdere slachtoffers tegen het hoofd geslagen onder invloed van alcohol. Gelet op de hiervoor beschreven omstandigheden waaronder het feit is begaan acht het hof het door verdachte toegepaste geweld intensief. Een geldboete is in deze situatie naar het oordeel van het hof niet een gepaste strafmodaliteit.
Alles afwegend is het hof van oordeel dat – gelet op de aard en de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan – oplegging van een deels voorwaardelijke taakstraf van de nader te noemen duur passend en geboden is. Het hof ziet in de door de verdediging aangevoerde persoonlijke omstandigheden geen reden om van deze strafmodaliteit af te wijken of de duur (van het onvoorwaardelijke deel) te verkorten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. E.M.J. Brink en mr. F. van der Maden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van D. Janssen, griffier,
en op 21 oktober 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.