Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
gemeente Wierden(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 16 april 2019. De heffingsambtenaar van de gemeente Wierden had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [a-straat] 29 te [Z], vastgesteld op € 244.000 per waardepeildatum 1 januari 2017. Belanghebbende was het niet eens met deze waardevaststelling en stelde in hoger beroep een waarde van € 217.000 voor, met een overeenkomstige vermindering van de onroerendezaakbelasting (OZB). De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 22 september 2020 werd de zaak digitaal behandeld. De heffingsambtenaar voerde verweer en presenteerde een matrix met referentieobjecten ter onderbouwing van de vastgestelde waarde. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. Het Hof overwoog dat de heffingsambtenaar een zekere vrijheid heeft bij het kiezen van referentieobjecten, mits deze voldoende vergelijkbaar zijn met de onroerende zaak. Belanghebbende had niet overtuigend aangetoond dat de door de heffingsambtenaar gekozen referentieobjecten niet geschikt waren.
Het Hof concludeerde dat de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak correct had vastgesteld en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De proceskosten werden niet toegewezen, en belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.