ECLI:NL:GHARL:2020:8467
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in strafvervolging bij verduistering binnen familieverband
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, kleindochter van het slachtoffer, was beschuldigd van verduistering. De rechtbank had het openbaar ministerie ontvankelijk verklaard in de strafvervolging en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf. Het hof heeft echter geoordeeld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de strafvervolging. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de klacht niet tijdig en niet door een klachtgerechtigde is ingediend. De wet vereist dat een klacht binnen drie maanden na kennisname van het feit wordt ingediend door de persoon die het misdrijf heeft ondergaan of door zijn nabestaanden. In dit geval was de klacht ingediend door de bewindvoerder van het overleden slachtoffer, wat niet voldeed aan de wettelijke eisen. Het hof heeft ook vastgesteld dat de klacht te laat was ingediend, aangezien er meer dan drie maanden verstreken waren tussen de aangifte en de indiening van de klacht. Bovendien bleek uit het dossier dat het slachtoffer geen aangifte wilde doen, wat de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie verder ondermijnt. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de strafvervolging.