Op 15 oktober 2020 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een wrakingsverzoek behandeld van G. [verzoeker] in een strafzaak die onder zaaknummer 21-000763-16 aanhangig was. Tijdens de zitting heeft [verzoeker] de raadsheren L.T. Wemes, M.C. Fühler en R.R.H. Laurens gewraakt, omdat hij meende dat zij geen getuigen zouden oproepen, wat hem een goede verdediging zou ontnemen. De voorzitter van de zitting heeft de behandeling van de zaak geschorst en het wrakingsverzoek werd later diezelfde dag om 15:45 uur behandeld door de wrakingskamer. Bij deze behandeling waren noch [verzoeker] noch de gewraakte raadsheren aanwezig.
De wrakingskamer heeft het verzoek tijdig en ontvankelijk geacht, maar heeft geconcludeerd dat het verzoek feitelijke grondslag mist. De gronden van het verzoek waren gebaseerd op de veronderstelling dat de meervoudige kamer had besloten geen getuigen op te roepen. Echter, uit het proces-verbaal bleek dat er geen dergelijke beslissing was genomen; het hof had eerder aangegeven dat het onderzoek mogelijk heropend zou worden na beraadslaging in raadkamer. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de vrees voor partijdigheid van de rechter niet objectief gerechtvaardigd was.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, en deze beslissing is in het openbaar uitgesproken door de leden van de wrakingskamer, W.P.M. ter Berg, J.H. Kuiper en W. Foppen, in aanwezigheid van de griffier.