ECLI:NL:GHARL:2020:8454

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 oktober 2020
Publicatiedatum
20 oktober 2020
Zaaknummer
W 200.284.460
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak wegens gebrek aan feitelijke grondslag

Op 15 oktober 2020 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een wrakingsverzoek behandeld van G. [verzoeker] in een strafzaak die onder zaaknummer 21-000763-16 aanhangig was. Tijdens de zitting heeft [verzoeker] de raadsheren L.T. Wemes, M.C. Fühler en R.R.H. Laurens gewraakt, omdat hij meende dat zij geen getuigen zouden oproepen, wat hem een goede verdediging zou ontnemen. De voorzitter van de zitting heeft de behandeling van de zaak geschorst en het wrakingsverzoek werd later diezelfde dag om 15:45 uur behandeld door de wrakingskamer. Bij deze behandeling waren noch [verzoeker] noch de gewraakte raadsheren aanwezig.

De wrakingskamer heeft het verzoek tijdig en ontvankelijk geacht, maar heeft geconcludeerd dat het verzoek feitelijke grondslag mist. De gronden van het verzoek waren gebaseerd op de veronderstelling dat de meervoudige kamer had besloten geen getuigen op te roepen. Echter, uit het proces-verbaal bleek dat er geen dergelijke beslissing was genomen; het hof had eerder aangegeven dat het onderzoek mogelijk heropend zou worden na beraadslaging in raadkamer. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de vrees voor partijdigheid van de rechter niet objectief gerechtvaardigd was.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, en deze beslissing is in het openbaar uitgesproken door de leden van de wrakingskamer, W.P.M. ter Berg, J.H. Kuiper en W. Foppen, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
wrakingskamer
zaaknummer gerechtshof 200.284.460/01
beslissing van 15 oktober 2020
op het verzoek van:
G. [verzoeker]
wonende te [plaats],
verzoeker in het wrakingsincident,
hierna:
[verzoeker],
dat strekt tot wraking ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
mrs. L.T. Wemes, M.C. Fühler en R.R.H. Laurens,
raadsheren in dit hof, locatie Leeuwarden.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij de afdeling strafrecht van het hof is onder zaaknummer 21-000763-16 een strafrechtelijke procedure aanhangig tegen [verzoeker]. Het (nadere) onderzoek ter terechtzitting in die zaak is vandaag, 15 oktober 2020, om 13.40 uur aangevangen.
Aanwezig waren voormelde raadsheren, de advocaat-generaal, mr. H. Dijkstra, de griffier, mr. M. Nijhuis en [verzoeker], verdachte in die strafzaak. [verzoeker] heeft tijdens deze mondelinge behandeling mrs. Wemes, Fühler en Laurens gewraakt. De voorzitter heeft hierop de behandeling van de zaak geschorst. Het van de zitting opgemaakte proces-verbaal bevindt zich bij de stukken. Blijkens dit proces-verbaal is [verzoeker] aangekondigd dat de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek onmiddellijk zal plaatsvinden.
1.2
Het wrakingsverzoek is ter zitting van 15 oktober 2020 om 15:45 uur behandeld door de wrakingskamer. [verzoeker] is bij deze behandeling niet verschenen. Mrs. Wemes, Fühler en Laurens zijn bij deze behandeling evenmin verschenen. Ook de advocaat-generaal is niet verschenen.
1.3
Na de behandeling ter zitting heeft de wrakingskamer onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek. Deze beslissing wordt hierbij op schrift gesteld.

2.De beoordeling van het verzoek

2.1
De wrakingskamer acht het verzoek tijdig ingediend en ook overigens ontvankelijk.
De gronden van het wrakingsverzoek
2.2
Uit het proces-verbaal van de zitting van de meervoudige strafkamer blijkt dat [verzoeker] aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd dat de raadsheren geen getuigen oproepen en daarmee [verzoeker] een goede verdediging ontnemen.
De inhoudelijke beoordeling van het verzoek
2.3
Op grond van artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten heeft een ieder - voor zover hier van belang - recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht. Als een partij op basis van feiten of omstandigheden van mening is dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, geeft artikel 512 Sv hem de mogelijkheid een verzoek tot wraking te doen van de rechter(s) die de zaak behandelen.
2.4
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter of bij vrees voor bevooroordeeld zijn van de rechter is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een van de procesdeelnemers een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procesdeelnemer dienaangaande bestaande vrees gerechtvaardigd is. Het subjectieve standpunt van de betrokken procesdeelnemer dat zulks het geval is, is daarbij niet beslissend; de vrees voor partijdigheid van de rechter moet tevens objectief gerechtvaardigd zijn.
2.5
De wrakingskamer constateert dat [verzoeker] zijn wrakingsverzoek uitsluitend heeft gebaseerd op een vermeende beslissing van de meervoudige kamer om geen getuigen op te roepen. Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt echter niet dat een zodanige beslissing is genomen. Door de voorzitter is op dit punt slechts meegedeeld dat het verzoek om getuigen te horen op een eerdere zitting is afgewezen, maar dat het hof de mogelijkheid openlaat dat na de beraadslaging in raadkamer het onderzoek wordt heropend. Daarmee mist het verzoek van [verzoeker] feitelijke grondslag. Het verzoek tot wraking wordt op die grond afgewezen.

3.De beslissing

Het gerechtshof (wrakingskamer):
wijst het verzoek tot wraking van mrs. L.T. Wemes, M.C. Fühler en R.R.H. Laurens af.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.P.M. ter Berg, J.H. Kuiper en W. Foppen, leden van de wrakingskamer, en is in tegenwoordigheid van de griffier op 15 oktober 2020 in het openbaar uitgesproken.