In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 september 2020 een tussenuitspraak gedaan in het kader van een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Het verzoek is ingediend door [verzoeker], die samen met [belanghebbende] de enige erfgenamen is van hun overleden vader, [erflater]. De zaak betreft een geschil over de uitleg van het testament van [erflater], waarin bepalingen zijn opgenomen over legaten en de levering van aandelen. De rechtbank Midden-Nederland had eerder in een vonnis geoordeeld dat de rechten van [belanghebbende] aan het testament niet zijn vervallen, wat door [verzoeker] werd betwist in zijn hoger beroep.
[verzoeker] heeft op 11 juni 2020 een verzoekschrift ingediend voor een voorlopig getuigenverhoor, waarin hij oud-notaris mr. R.J. Holtman wil horen. Hij stelt dat Holtman de laatste wil van [erflater] heeft vastgelegd en dat er onduidelijkheden zijn over de termijn van zes maanden voor de levering van aandelen en de onterving van [belanghebbende]. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 augustus 2020 is [belanghebbende] niet verschenen, en het hof heeft vastgesteld dat er geen verweer is gevoerd tegen het verzoek van [verzoeker].
Het hof heeft geoordeeld dat [verzoeker] voldoende belang heeft bij het horen van Holtman en dat aan de eisen voor een voorlopig getuigenverhoor is voldaan. Het verzoek is toegewezen, en het hof heeft bepaald dat het verhoor zal plaatsvinden voor de raadsheer-commissaris mr. J.H. Lieber. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is geen proceskostenveroordeling uitgesproken.