ECLI:NL:GHARL:2020:844

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 januari 2020
Publicatiedatum
3 februari 2020
Zaaknummer
200.268.607/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot verdeling en levering van onroerend goed door bewindvoerder namens rechthebbende

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging van een bewindvoerder tot de verdeling en levering van een woning. De bewindvoerder, die optreedt namens de rechthebbende, had eerder een verzoek ingediend bij de kantonrechter, maar deze had de machtiging geweigerd. De bewindvoerder is in hoger beroep gegaan en heeft verzocht om vernietiging van de eerdere beschikking en om alsnog de gevraagde machtiging te verlenen.

Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende en een andere partij, aangeduid als [D], gezamenlijk eigenaar waren van de woning. De rechthebbende had zijn aandeel in de hypothecaire lasten niet meer voldaan, waardoor [D] de volledige lasten op zich had genomen. De rechthebbende en [D] hadden een overeenkomst gesloten over de verdeling van de woning, waarbij [D] de woning zou ontvangen en de rechthebbende geen verdere aanspraken meer zou hebben.

Het hof oordeelde dat de bewindvoerder een machtiging tot verdeling en levering van de woning moest krijgen, omdat er geen aanzienlijke overwaarde op de woning rustte en het prijsgeven van het aandeel van de rechthebbende niet opwoog tegen de voordelen die hij zou behalen. Het hof heeft wel voorwaarden verbonden aan de machtiging, waaronder het opnemen van bepalingen in de notariële akte die de finale kwijting van vorderingen tussen partijen regelt. De beschikking van de kantonrechter is vernietigd en de machtiging is verleend onder de gestelde voorwaarden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.268.607/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 7770012 TB VERZ 19-7408)
beschikking van 30 januari 2020
inzake
[verzoeker] h.o.d.n. [A] Bewindvoering,
kantoorhoudende te [B] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. H.D. Postma te Leeuwarden.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[de rechthebbende],
wonende te [C] ,
verder te noemen: de rechthebbende.

1.Het geding in eerste aanleg

1. Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 7 augustus 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 30 oktober 2019;
- een brief van de rechthebbende van 11 november 2019;
- een journaalbericht van mr. Postma van 13 november 2019.
2.2
Bij brief van 6 november 2019 heeft het hof de bewindvoerder en de rechthebbende bericht voornemens te zijn om de zaak zonder mondelinge behandeling af te doen op de beschikbare stukken in het dossier. Het hof heeft hen in de gelegenheid gesteld kenbaar te maken of zij daarmee akkoord kunnen gaan. Zowel de bewindvoerder als de rechthebbende hebben vervolgens bij voornoemde berichten van 11 en 13 november 2019 aan het hof bericht met een schriftelijke afdoening akkoord te kunnen gaan. Het hof heeft daarom een mondelinge behandeling achterwege gelaten en zal de zaak afdoen op basis van de stukken in het dossier.

3.De feiten

3.1
De kantonrechter heeft bij beschikking van 11 januari 2019 over alle tegenwoordige en toekomstige goederen die toebehoren aan rechthebbende een bewind in de zin van artikel 1:431 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ingesteld.
3.2
Op 22 oktober 2013 hebben de rechthebbende en [D] (verder te noemen: [D] ), ieder voor de onverdeelde helft, in eigendom verkregen de woning [a-straat 1] te [E] , kadastraal bekend gemeente Ureterp, sectie [Y] nummer [000] (verder te noemen: de woning) voor een koopsom van € 190.000,00. Ter financiering hiervan zijn de rechthebbende en [D] een hypothecaire geldlening van destijds € 215.250,- aangegaan bij a.s.r. de nederlandse verzekeringsmaatschappij voor alle verzekeringen (hierna: a.s.r.), tot zekerheid voor de nakoming waarvan op diezelfde dag een recht van hypotheek is verleend op de woning.
3.3
De restant hypotheekschuld bedroeg per 17 juli 2018 € 195.839,70.
3.4
De marktwaarde van de woning is per peildatum 6 november 2017 getaxeerd op
€ 195.000,-.
3.5
De rechthebbende heeft zijn aandeel in de hypothecaire lasten van de woning ten bedrage van € 510,99 per maand met ingang van 1 november 2017 niet meer voldaan. [D] heeft met ingang van die datum de volledige hypotheeklasten voor zijn rekening genomen. De regresvordering die [D] uit dien hoofde op de rechthebbende heeft bedroeg tot op datum indiening beroepschrift (30 oktober 2019) € 11.752,77.
3.6
[D] heeft daarnaast een regresvordering op de rechthebbende in verband met de aanbouw van de schuur ten bedrage van € 7.500,-.
3.7
De rechthebbende en [D] hebben een overeenkomst tot verdeling en levering van de woning met elkaar gesloten. Uit de stukken leidt het hof af dat partijen daarbij een toedeling/levering aan [D] om niet zijn overeengekomen, waarbij [D] ook geen aanspraak meer zal maken op door de rechthebbende nog aan hem verschuldigde bedragen betreffende achterstallige hypotheekrente en in verband met de door [D] betaalde aanbouw van de schuur. Het hof verwijst in dit verband naar het tweede stuk onder productie D bij het beroepschrift, waarin onder meer staat: " [de rechthebbende] heeft de woning verlaten en niet meer meebetaald aan de hypotheek sinds 01-11-2017", " [D] heeft een stal aangebouwd uit eigen spaargeld" en " [de rechthebbende] en [D] hebben beiden onderling geen aanspraken meer op elkaar". Ter uitvoering van deze overeenkomst is een conceptakte van verdeling en levering opgemaakt door mr. A. de Vries, notaris gevestigd te Ureterp. In deze akte wordt de woning toegedeeld/in eigendom geleverd aan [D] (voor 99/100e deel) en aan zijn partner (voor 1/100e deel), waarbij [D] en zijn partner de hypotheekschuld geheel voor hun rekening nemen en als eigen schuld voldoen en waarbij zij de rechthebbende vrijwaren voor alle aanspraken die na heden (oftewel: na de datum van levering) voortvloeien uit de hypotheekschuld.
3.8
Op 15 mei 2019 heeft de bewindvoerder een verzoek ingediend strekkende tot het verlenen van machtiging voor de verdeling en levering van de woning namens de rechthebbende.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de gevraagde machtiging geweigerd.
4.2
De bewindvoerder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van deze beschikking. De bewindvoerder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende de verzochte machtiging alsnog te verlenen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:441 lid 4 BW, tweede volzin, behoeft de bewindvoerder voor de verdeling van goederen waarvan een onverdeeld aandeel tot zijn bewind behoort, toestemming van de rechthebbende of machtiging van de kantonrechter overeenkomstig artikel 1:441 lid 2 BW.
5.2
Het hof is, anders dan de kantonrechter, van oordeel dat aan de bewindvoerder een machtiging dient te worden verleend tot verdeling en levering van de woning namens de rechthebbende. Naar het oordeel van het hof is op grond van de stukken in het dossier en de verklaringen van de bewindvoerder voldoende vast komen te staan dat op de woning geen aanzienlijke overwaarde rust. Voor zover al sprake zou zijn van een overwaarde, weegt het prijsgeven van het aandeel van de rechthebbende daarin niet op tegen het voordeel dat hij heeft doordat [D] zijn regresvorderingen zoals hiervoor genoemd onder 3.5 en 3.6 prijsgeeft. Dat prijsgeven blijkt naar het oordeel van het hof in voldoende mate uit de hierboven onder 3.7 aangehaalde passages.
5.3
Het hof ziet wel aanleiding om te bepalen dat de machtiging wordt verleend op voorwaarde dat in de notariële akte uitdrukkelijk wordt opgenomen dat partijen ten aanzien van de woning en de daaraan verbonden financiële verplichtingen niets meer van elkaar te vorderen hebben en dat aan de rechthebbende ook finale kwijting wordt verleend ten aanzien van door hem nog aan [D] verschuldigde bedragen betreffende achterstallige hypotheekrente en in verband met de door [D] betaalde aanbouw van de schuur.
5.4
Daarnaast zal de machtiging worden verleend onder de voorwaarde dat de rechthebbende wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de aan de woning verbonden hypothecaire geldlening(en). Dat de rechthebbende zal worden ontslagen uit die hoofdelijke aansprakelijkheid blijkt naar het oordeel van het hof niet met zoveel woorden uit de brief van a.s.r. van 15 mei 2019, maar het hof gaat ervan uit dat de aktestukken waaraan in de brief van 15 mei 2019 wordt gerefereerd dit ontslag behelzen.
5.5
Op grond van het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en alsnog machtiging verlenen tot verdeling en levering van de woning, onder de voorwaarden zoals hiervoor omschreven.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 7 augustus 2019, en in zoverre opnieuw beschikkende:
verleent de bewindvoerder machtiging tot verdeling en levering van de woning [a-straat 1] te [E] , kadastraal bekend gemeente Ureterp, sectie [Y] , nummer [000] , namens de rechthebbende, zoals omschreven in de tot de stukken behorende concept-notariële akte, maar aangevuld ter voldoening aan de voorwaarden zoals omschreven in rechtsoverweging 5.3 en 5.4;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.D.S.L. Bosch, J.G. Idsardi en M.P. den Hollander, bijgestaan door mr. L.S. Veldmans als griffier, en is op 30 januari 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.