Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
kantoorhoudende te [B] ,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
€ 195.000,-.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging van een bewindvoerder tot de verdeling en levering van een woning. De bewindvoerder, die optreedt namens de rechthebbende, had eerder een verzoek ingediend bij de kantonrechter, maar deze had de machtiging geweigerd. De bewindvoerder is in hoger beroep gegaan en heeft verzocht om vernietiging van de eerdere beschikking en om alsnog de gevraagde machtiging te verlenen.
Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende en een andere partij, aangeduid als [D], gezamenlijk eigenaar waren van de woning. De rechthebbende had zijn aandeel in de hypothecaire lasten niet meer voldaan, waardoor [D] de volledige lasten op zich had genomen. De rechthebbende en [D] hadden een overeenkomst gesloten over de verdeling van de woning, waarbij [D] de woning zou ontvangen en de rechthebbende geen verdere aanspraken meer zou hebben.
Het hof oordeelde dat de bewindvoerder een machtiging tot verdeling en levering van de woning moest krijgen, omdat er geen aanzienlijke overwaarde op de woning rustte en het prijsgeven van het aandeel van de rechthebbende niet opwoog tegen de voordelen die hij zou behalen. Het hof heeft wel voorwaarden verbonden aan de machtiging, waaronder het opnemen van bepalingen in de notariële akte die de finale kwijting van vorderingen tussen partijen regelt. De beschikking van de kantonrechter is vernietigd en de machtiging is verleend onder de gestelde voorwaarden.