In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot partneralimentatie. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had de man verzocht om een bijdrage in haar kosten van levensonderhoud van € 1.000,- bruto per maand, met ingang van 7 mei 2019. De rechtbank Noord-Nederland had dit verzoek eerder toegewezen, maar de man ging in hoger beroep. Het hof oordeelde dat de vrouw niet voldeed aan haar stelplicht met betrekking tot haar behoefte en behoeftigheid. Het hof constateerde dat de vrouw onvoldoende gegevens had overgelegd om haar financiële situatie en haar behoefte aan alimentatie te onderbouwen. De vrouw had geen recente inkomensgegevens of een draagkrachtberekening ingediend, en haar stellingen over haar arbeidsverleden en verdiencapaciteit werden als onvoldoende onderbouwd beschouwd. Het hof concludeerde dat de vrouw geen recht had op de gevraagde partneralimentatie en vernietigde de eerdere beschikking van de rechtbank. De beslissing van het hof houdt in dat het verzoek van de vrouw tot het vaststellen van partneralimentatie werd afgewezen, en dat de man niet verplicht was om een bijdrage te betalen.