ECLI:NL:GHARL:2020:8409

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 oktober 2020
Publicatiedatum
19 oktober 2020
Zaaknummer
ISD P20/0234
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel en ontvankelijkheid van het verzoek

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 7 juli 2020. De veroordeelde had verzocht om tussentijdse toetsing van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD). Het hof constateert dat het verzoek tot tussentijdse toetsing te vroeg is ingediend, aangezien de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel op 8 november 2019 is aangevangen en het verzoek pas na zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging kan worden ingediend. De raadsman van de veroordeelde heeft betoogd dat het verzoek slechts kort voor de termijn was ingediend en dat zijn cliënt ontvankelijk zou moeten zijn. Het hof heeft echter besloten om de beslissing van de rechtbank te vernietigen en de veroordeelde niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek van 23 april 2020. Het hof heeft de wettelijke regeling helder geformuleerd en ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de wettelijke termijnen voor het indienen van verzoeken in het strafrecht.

Uitspraak

ISD P20/0234
Beslissing d.d. 1 oktober 2020
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1964,
verblijvende in de Penitentiaire Inrichting (PI) Midden Holland - HvB De Geniepoort in Alphen aan den Rijn.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 7 juli 2020, inhoudende dat de tenuitvoerlegging van de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) wordt voortgezet.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 24 oktober 2019, waarbij aan veroordeelde de maatregel werd opgelegd;
- het verzoekschrift tot een tussentijdse beoordeling van 23 april 2020;
- het proces-verbaal van het onderzoek ter zitting in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van veroordeelde van 21 juli 2020;
- het uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 27 juli 2020;
- het verzoek van de raadsman van 27 augustus 2020 om A. Borkens, als psycholoog verbonden aan de PI, als deskundige ter zitting op te roepen;
- het advies van de advocaat-generaal van 16 september 2020 op het hiervoor genoemde verzoek van de raadsman;
- de aanvullende informatie van [naam] , senior casemanager binnen de PI, van 22 september 2020.
Het hof heeft ter zitting van 1 oktober 2020 gehoord de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.J. de Deugd, advocaat te Nieuwerkerk aan den IJssel, en de advocaat- generaal mr. V. Smink.

De ontvankelijkheid van het verzoek tot tussentijdse toetsing

Ingevolge artikel 6:6:14, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan een veroordeelde, indien de rechter bij het opleggen van de ISD-maatregel niet beslist tot een tussentijdse beoordeling dan wel beslist tot een beoordeling na een jaar na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel, na zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel verzoeken om een tussentijdse beoordeling. In de overige gevallen kan een verzoek worden gedaan na zes maanden na het onherroepelijk worden van de beslissing om niet tussentijds te beoordelen of van de beslissing dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel is vereist.
Het hof stelt vast dat deze bepaling op 25 juli 2020 in werking is getreden. Ten tijde van het indienen van het onderhavige verzoekschrift gold de inhoudelijk gelijkluidende bepaling van artikel 6:6:14 lid 2 Sv.
Ter zitting heeft het hof de ontvankelijkheid van het verzoek tot tussentijdse toetsing aan de orde gesteld. De tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel is op 8 november 2019 aangevangen. Bij brief van 23 april 2020 heeft de raadsman verzocht de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel tussentijds te toetsen. Om ontvankelijk te zijn, had de verdediging dit verzoek pas op of na 8 mei 2020 moeten indienen.
De rechtbank heeft het verzoekschrift inhoudelijk behandeld ter zitting van 23 juni 2020 en op 7 juli 2020 beslist tot voorzetting van de tenuitvoerlegging van de maategel. Tegen deze beslissing heeft de veroordeelde op 21 juli 2020 hoger beroep ingesteld.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat zijn cliënt wel ontvankelijk is in het verzoek en dat het verzoek slechts korte tijd te vroeg was ingediend. Subsidiair heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beslissing waarvan beroep, en tot niet-ontvankelijkverklaring van veroordeelde in zijn verzoek.

Oordeel van het hof

Het verzoek is ingevolge artikel 6:6:14 lid 1 Sv te vroeg ingediend. Desondanks heeft de rechtbank het verzoek inhoudelijk behandeld en hierop beslist.
Het hof ziet geen aanleiding om af te wijken van de helder geformuleerde wettelijke regeling. Daarom zal het hof de beslissing waarvan beroep vernietigen en de veroordeelde alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek van 23 april 2020.

Beslissing

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Den Haag van 7 juli 2020 met betrekking tot veroordeelde
[veroordeelde].
Verklaartde veroordeelde
[veroordeelde]niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot tussentijdse beoordeling van de maatregel van 23 april 2020.
Aldus gedaan door
mr. G. Mintjes als voorzitter,
mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. M. Keppels als raadsheren,
en drs. D.M.L. Versteijnen en drs. I. van Outheusden als raden,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.G. Nijenhuis als griffier,
en op 1 oktober 2020 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.