Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekers in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de benoeming van een bijzondere curator in een familiezakenprocedure. De moeder en de verzoeker, beiden wonende te [A], hebben hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland. In deze beschikking werd mr. [C] benoemd als bijzondere curator voor hun minderjarige kind, [de minderjarige1]. De moeder en de verzoeker verzochten het hof om een andere bijzondere curator te benoemen, omdat zij van mening waren dat de huidige curator de rechtbank onjuist had geïnformeerd en geadviseerd, en niet meer onpartijdig kon zijn. De vader, wonende te [B], voerde verweer en stelde dat er geen reden was om de bijzondere curator te vervangen.
Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en het verloop van het hoger beroep in detail besproken. De mondelinge behandeling vond plaats op 16 september 2020, waarbij de moeder, de verzoeker en de vader, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig waren. De bijzondere curator was ook aanwezig, maar de raad voor de kinderbescherming was niet vertegenwoordigd. Het hof heeft vastgesteld dat de bijzondere curator op basis van informatie van de school en de huisarts haar advies had uitgebracht, en dat er geen bewijs was dat zij partijdig had gehandeld.
Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat er geen reden was om de bijzondere curator te vervangen. Het verzoek van de moeder en de verzoeker werd afgewezen, en het hof heeft de beschikking van de rechtbank bevestigd. Deze uitspraak benadrukt het belang van de rol van de bijzondere curator in zaken van afstamming en de noodzaak voor partijen om relevante informatie tijdig te delen.