ECLI:NL:GHARL:2020:8382

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 oktober 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
200.279.782
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om benoeming van een andere bijzondere curator in een familiezakenprocedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de benoeming van een bijzondere curator in een familiezakenprocedure. De moeder en de verzoeker, beiden wonende te [A], hebben hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland. In deze beschikking werd mr. [C] benoemd als bijzondere curator voor hun minderjarige kind, [de minderjarige1]. De moeder en de verzoeker verzochten het hof om een andere bijzondere curator te benoemen, omdat zij van mening waren dat de huidige curator de rechtbank onjuist had geïnformeerd en geadviseerd, en niet meer onpartijdig kon zijn. De vader, wonende te [B], voerde verweer en stelde dat er geen reden was om de bijzondere curator te vervangen.

Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en het verloop van het hoger beroep in detail besproken. De mondelinge behandeling vond plaats op 16 september 2020, waarbij de moeder, de verzoeker en de vader, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig waren. De bijzondere curator was ook aanwezig, maar de raad voor de kinderbescherming was niet vertegenwoordigd. Het hof heeft vastgesteld dat de bijzondere curator op basis van informatie van de school en de huisarts haar advies had uitgebracht, en dat er geen bewijs was dat zij partijdig had gehandeld.

Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat er geen reden was om de bijzondere curator te vervangen. Het verzoek van de moeder en de verzoeker werd afgewezen, en het hof heeft de beschikking van de rechtbank bevestigd. Deze uitspraak benadrukt het belang van de rol van de bijzondere curator in zaken van afstamming en de noodzaak voor partijen om relevante informatie tijdig te delen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.279.782
(zaaknummer rechtbank Gelderland 360857)
beschikking van 15 oktober 2020
inzake
[verzoekster], verder te noemen: de moeder,
en
[verzoeker] ,verder te noemen: [verzoeker] ,
beiden wonende te [A] ,
verzoekers in het principaal hoger beroep,
verweerders in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. M.S. Clarenbeek te Zutphen,
en
[verweerder],
wonende te [B] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. W.F. Boland te Zutphen.
Het hof heeft als overige belanghebbende aangemerkt:
mr. [C],
advocaat te Apeldoorn,
verder te noemen: de bijzondere curator.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 22 november 2019 en 18 maart 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 18 juni 2020;
- het verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep met producties;
- de brief van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) van 3 juli 2020.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 16 september 2020 plaatsgevonden. De moeder en [verzoeker] zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaat. De vader is verschenen, bijgestaan zijn advocaat. Voorts is de bijzondere curator verschenen. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is, met bericht vooraf, niemand verschenen.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
[de minderjarige1] , geboren [in] 2011 te [B] .
Op 1 oktober 2018 heeft [verzoeker] , met toestemming van de moeder, [de minderjarige1] erkend.
3.2
Bij beschikking van 22 november 2019 heeft de rechtbank ter vertegenwoordiging van [de minderjarige1] in de procedure met betrekking tot de erkenning van [de minderjarige1] en de vaststelling van een contactregeling tussen haar en de vader benoemd tot bijzondere curator mr. [C] , advocaat te Apeldoorn.
3.3
Bij beschikking van 18 maart 2020 heeft de rechtbank:
-voor recht verklaard dat de erkenning van [de minderjarige1] door [verzoeker] nietig is;
-vervangende toestemming verleend tot erkenning van [de minderjarige1] door de vader, onder de voorwaarde dat die uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan;
-de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Zutphen gelast de akte van erkenning van 1 oktober 2018 (opgemaakt op 9 oktober 2018) van [de minderjarige1] door [verzoeker] door te halen;
-verstaan dat deze wijziging geschiedt doordat aan de desbetreffende akten een latere vermelding wordt toegevoegd overeenkomstig artikel 1:20 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW);
-bepaald dat de griffier van de rechtbank een afschrift van die beschikking aan de ambtenaar van de burgerlijke stand te Zutphen zal zenden zodra die uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
De rechtbank heeft daarnaast, uitvoerbaar bij voorraad, als omgangsregeling vastgesteld dat [de minderjarige1] bij de vader verblijft:
*gedurende eenmaal in de veertien dagen in de weekenden dat de vader ook omgang heeft met zijn zoon [de minderjarige2] , vanaf vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur;
*gedurende de helft van de vakanties en feestdagen op in onderling overleg tussen de ouders te bepalen momenten,
waarbij deze omgang vooralsnog bij de moeder van de vader zal plaatsvinden en er toegewerkt zal worden om deze regeling bij de vader te laten plaatsvinden indien hij een eigen woning heeft.
De rechtbank heeft het verzoek van de vader om hem ook met het ouderlijk gezag over [de minderjarige1] te belasten, afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen zijn in geschil de erkenning, de omgangsregeling en het gezag. Deze geschilpunten komen in de afgesplitste procedure (bij dit hof bekend onder zaaknummer 200.279.781) aan de orde. Voorts is tussen partijen in geschil de persoon van de bijzondere curator.
4.2
De moeder en [verzoeker] zijn in hoger beroep gekomen van de beschikking van 18 maart 2020. Zij verzoeken het hof om die beschikking te vernietigen en opnieuw te beschikken. Zij verzoeken voorts om, in de plaats van mr. De Jonge, een andere bijzondere curator te benoemen.
4.3
De vader voert verweer en hij verzoekt het hof de moeder en [verzoeker] in hun verzoek in hoger beroep om een andere bijzondere curator te benoemen niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel hun verzoek af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
In deze procedure is aan de orde het verzoek van de moeder en [verzoeker] om een andere bijzondere curator te benoemen.
5.2
Op grond van artikel 1:212 BW wordt in zaken van afstamming het minderjarige kind, optredende als verzoeker of belanghebbende, vertegenwoordigd door een bijzondere curator daartoe benoemd door de rechtbank die over de zaak beslist.
5.3
De moeder en [verzoeker] stellen dat de bijzondere curator de rechtbank onjuist heeft geïnformeerd en geadviseerd en dat zij daarbij bovendien foto’s heeft gevoegd, op grond waarvan de bijzondere curator niet meer als onpartijdig kan worden beschouwd. Volgens de moeder en [verzoeker] dient er een andere bijzondere curator te worden benoemd.
5.4
De vader stelt dat er geen reden is om een andere bijzondere curator te benoemen. De bijzondere curator heeft volgens hem niet onjuist geïnformeerd of geadviseerd en zij heeft zich evenmin partijdig opgesteld. De moeder heeft, net zoals hij, de gelegenheid gehad om een standpunt bij de bijzondere curator kenbaar te maken en daarbij eventuele stukken ter onderbouwing over te leggen.
5.5
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting van het hof is het volgende gebleken. De bijzondere curator heeft verklaard dat zij korte tijd voorafgaand aan de rechtbankzitting bij de school en bij de huisarts naar [de minderjarige1] heeft geïnformeerd. Van de school vernam zij dat er tot dan toe geen problemen ten aanzien van [de minderjarige1] werden geconstateerd. De huisarts heeft haar bericht dat er op dat moment geen meldingen met betrekking tot [de minderjarige1] bekend waren. Mede op basis van die informatie heeft de bijzondere curator haar advies aan de rechtbank uitgebracht.
Naar het oordeel van het hof is, anders dan de moeder en [verzoeker] stellen, niet gebleken dat de bijzondere curator bij gelegenheid van de rechtbankzitting anders heeft verklaard dan dat voor haar mogelijk was op basis van de bij haar op dat moment beschikbare informatie.
Gebleken is dat de moeder en [verzoeker] van de school en de huisarts, nádat de bijzondere curator aldaar de hierboven genoemde informatie had verkregen, andere berichten hebben vernomen. Het had in dat geval op de weg van de moeder en [verzoeker] gelegen om de door hen kort voorafgaand aan de rechtbankzitting verkregen informatie van zowel de school als van de huisarts aan de bijzondere curator te melden, zodat laatstgenoemde de rechtbank op basis van de meest actuele situatie had kunnen informeren en adviseren. De moeder en [verzoeker] hebben dit echter nagelaten.
De bijzondere curator heeft in hoger beroep gesteld dat zij ter zitting van de rechtbank haar bevreemding heeft uitgesproken, toen zij aldaar door dan wel namens de moeder en [verzoeker] hoorde verklaren dat er door de school en de huisarts wèl zorgen waren geuit. Anders dan de moeder en [verzoeker] is het hof van oordeel dat uit deze door de bijzondere curator geuite reactie niet de conclusie kan worden getrokken dat de bijzondere curator van mening is dat de moeder en [verzoeker] aan het “draaien” zijn.
Het hof is voorts van oordeel dat het de bijzondere curator vrij staat om, ter onderbouwing van haar advies, door partijen aan haar gegeven stukken - in dit geval de van de zijde van de vader overgelegde foto’s - over te leggen.
Gelet op al het voorgaande komt het hof tot het oordeel dat geen sprake is van een partijdige houding van de bijzondere curator. Het hof ziet om die reden geen aanleiding om een andere bijzondere curator te benoemen. Het verzoek van de moeder en [verzoeker] zal daarom worden afgewezen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
wijst het verzoek van de moeder en [verzoeker] tot vervanging van mr. [C] als bijzondere curator af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Smeeïng-van Hees, M.H.F. van Vugt en A.T. Bol, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is op 15 oktober 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.