Uitspraak
1.Velem Enerfield B.V.,
Velem,
[appellante2],
[appellanten] c.s.,
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde1],
2. [geïntimeerde2],
wonende te [A] ,
hierna: [geïntimeerde2] ,geïntimeerden,
in eerste aanleg: eisers in conventie, verweerders in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen:
[geïntimeerden] c.s.,
1.1 Het verloop van de procedure in eerste aanleg
2.Het verloop van de procedure in hoger beroep
proces-verbaal van de comparitie maakt onderdeel uit van de processtukken. Ter voorbereiding op deze comparitie hebben [appellanten] c.s. een akte aanvullende producties genomen en heeft haar advocaat een afschrift van een verklaring van de griffier van de rechtbank Midden-Nederland overgelegd, waaruit blijkt dat het hoger beroep tegen het vonnis van de voorzieningenrechter van 6 juli 2020 op
3.De vaststaande feiten
In het concept wordt alleen [geïntimeerde2] (en niet ook [geïntimeerde1] ) als koper vermeld. Het concept vermeldt verder een koopprijs van € 700.000,- (€ 450.000,- voor het woonhuis en
€ 250.000,- voor het bedrijfspand) en bevat een voorbehoud van financiering tot
“
Deze koopovereenkomst kan door koper worden ontbonden indien uiterlijk:(…) op 30 MEI 2020 koper voor de financiering van de onroerende zaak voor een bedrag van € 700.000,= geen bindend aanbod tot een hypothecaire geldlening van een erkende geldverstrekkende bankinstelling heeft verkregen, zulks tegen geen hogere bruto jaarlast dan n.v.t, of een rentepercentage niet hoger dan n.v.t., bij de volgende hypotheekvorm: huidige marktrente en gebruikelijke condities.(…)”
De datum van levering is in de concept-overeenkomst opengelaten.
“
Wij kunnen meteen tot verkoop over gaan van ons eigen spulWe zijn nu al zoverwe hebben eindelijk witte rookPositiefVraag haar alsjeblieft deze kansWij doen uiterste bestMorgen mag t bord dan in de tuin”
“
ik heb met [geïntimeerde1] overlegd, hij zegt wij hebben geboden onderhandeld en ons bod is geaccepteerd onder voorbehoud financiering, wij hebben alles in ons mogelijke gedaan. De grote baas van regio bank is naar emmeloord gekomen, heeft er naar gekeken en ja gezegd, maar het moet via de officiele weg, om nu een ultimatum te geven terwijl wij alleen nog wachten op het gegeven zwart op wit, vinden wij niet passend, daar ons bod geaccepteerd is. (…)”
€ 700.000,- (nu met een ten opzichte van de eerdere concepten gewijzigde verdeling:
€ 475.000, - voor het woonhuis en € 225.000,- voor het bedrijfspand) en 1 december 2020 als datum van levering. Ook in dit concept is het financieringsvoorbehoud uit het eerste concept doorgestreept. Verder is vermeld dat [geïntimeerden] c.s. ermee bekend zijn dat de bedrijfsruimte is verhuurd tot 31 maart 2021.
In een e-mail van die dag aan [B] heeft de heer [C] van RegioBank onder meer geschreven:
“
Hierbij zoals zojuist telefonisch besproken deel ik mede dat onze relatie IVN Beton Boren het advies van ons heeft gekregen om de koop niet door te zetten i.v.m.geenvoorbehoud financiering. Ik heb dit vraagstuk bij meerdere geldverstrekkers neergelegd en zij adviseren nadrukkelijk dit ook niet te doen, nog los van dat zij dit op deze manier niet accepteren.”
de derde is ondertekend. Overeengekomen is een verkoopprijs van € 685.000 zonder enig
“
Op basis van de informatie die wij tot onze beschikking hebben kunnen wij uw verzoek niet honoreren.Een belangrijke overweging hierbij is het u bekende conservatoire beslag dat op uw onroerend goed (…) d.d. 27 mei 2020 is ingeschreven.”
“
Begin april is er door de heer [B] telefonisch contact opgenomen met de heer [E] met het verzoek om te kunnen beoordelen of er een financiering mogelijk zou zijn voor een client van hem.Reden van dit contact was dat de huisbank van client niet mee wilde gaan met het financieringsvraagstuk. Er is aangegeven dat client een bedrijfspand aan (…) het [a-straat] onder voorbehoud financiering heeft aangekocht. Afgesproken is dat wij als Helder Financiele Diensten zullen kijken naar wat de mogelijkheden zijn.Het financieringsvraagstuk is 15 april 2020 voorgelegd aan de geldverstrekker voor de beoordeling en haalbaarheid. Vervolgens komt op 24 april 2020 het verzoek van client om de voorlopige koopovereenkomst te beoordelen. Hierin valt op dat er geen sprake is van een voorbehoud financiering, iets wat wel aan de orde is en ook zeer zekers te adviseren is, dit ook zo teruggegeven aan client.Na beoordeling vanuit de geldverstrekker is heel duidelijk naar voren gekomen dat het huidige zakelijke pand op zijn minst verkocht dient te worden. Dit is ook per mail bevestigd aan ons op dd 28 april 2020.De eindconclusie van de geldverstrekker en ons als financieel adviseur is om client te adviseren niet verder te gaan zonder dat er een goed en juist voorbehoud financiering is opgenomen in de koopovereenkomst. Daarnaast gaat de geldverstrekker op basis van de huidige financiele positie geen voorstel doen, gelet op het feit dat het zakelijke onderpand eerst onvoorwaardelijk verkocht dient te zijn en alle voorbehouden verstreken (…) zijn.Op 4 mei 2020 dit doorgegeven aan client en op verzoek van de heer [B] dit nog per mail en telefonisch toegelicht.”
4.4 De beslissing van de voorzieningenrechter
c.s. hebben in reconventie - kort gezegd - veroordeling van [geïntimeerden] c.s. tot het opheffen van het beslag en een verbod tot het opnieuw leggen van beslag gevorderd.
Omdat de koop gedeeltelijk betrekking heeft op een bedrijfspand waarin [geïntimeerde2] zijn bedrijf wilde vestigen is het schriftelijkheidsvereiste niet van toepassing. [appellanten] c.s. kunnen zich daar dan ook niet op beroepen.
[geïntimeerden] c.s. hebben de overeenkomst niet ontbonden, maar hebben slechts geweigerd om de toegestuurde koopovereenkomsten te ondertekenen, omdat de inhoud ervan niet overeenkwam met wat partijen waren overeengekomen, aldus de voorzieningenrechter.
5.5 De bespreking van de grieven
de grieven 3 en 4behandelen, die zich richten tegen het passeren van het verweer dat geen koopovereenkomst tot stand is gekomen. Het hof zal daarbij niet alleen de toelichting op die grieven betrekken, maar ook wat [appellanten] c.s. in de algemene hoofdstukken I en II van de appeldagvaarding over dit onderwerp heeft aangevoerd. Indien deze grieven slagen, kan wat [appellanten] c.s. verder heeft aangevoerd als verweer tegen de vorderingen van [geïntimeerden] c.s. onbesproken blijven.
zal beslissen dat een koopovereenkomst tot stand is gekomen. Ook tegen deze maatstaf hebben [appellanten] c.s. geen bezwaar gemaakt, zodat het hof die zal hanteren.
Pas in de eerste concept-overeenkomst, van 17 april 2020, is de inhoud van het financieringsvoorbehoud door [appellanten] c.s. uitgewerkt, in die zin dat [geïntimeerden] c.s. de overeenkomst kunnen ontbinden wanneer zij op 30 mei 2020 nog geen financiering voor een bedrag van € 700.000,- tegen de gebruikelijke condities hebben kunnen verkrijgen (vgl. de in rov. 3.7 aangehaalde tekst van het financieringsbeding).
1 december 2020. Maar dat [appellanten] c.s. daarmee hebben ingestemd, is niet aannemelijk geworden. [geïntimeerden] c.s. mochten daar in redelijkheid ook niet van uitgaan, zelfs niet indien [B] in de onderhandelingen van medio maart 2020 zou hebben aangegeven dat [appellante2] ‘geen haast had’. Een financieringsbeding dat tot 1 december 2020 zou kunnen worden ingeroepen, zou immers betekenen dat [appellanten] c.s. er tot die datum, de overeengekomen datum van levering, rekening mee dienden te houden dat de koopovereenkomst niet zou doorgaan en dat [appellante2] dus letterlijk tot de dag waarop zij het woonhuis zou moeten leveren niet zou weten of zij toch nog in de woning kon blijven wonen of niet.
In dit verband wijst het hof erop dat partijen ook nadat de voorzieningenrechter [appellanten] c.s. had veroordeeld een koopovereenkomst te ondertekenen partijen het nog steeds niet eens konden worden over de inhoud van het financieringsbeding.
De grieven 3 en 4 slagen dan ook.
grieven 1, 2, 5 en 6 (gedeeltelijk, voor wat betreft de vorderingen van [geïntimeerden] c.s.)hebben [appellanten] c.s. daarom geen belang.
grief 6komen [appellanten] c.s. ook op tegen de afwijzing van hun vorderingen en tegen de proceskostenveroordeling. Het betreft allereerst de vordering tot opheffing van het gelegde beslag. Deze vordering is toewijsbaar. Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat summierlijk is gebleken dat het door [geïntimeerden] c.s. aan de beslaglegging ten grondslag gelegde recht (een recht op levering van de woning) ondeugdelijk is, omdat voorshands niet aannemelijk is geworden dat wilsovereenstemming is bereikt over de koop van de woning. Bovendien heeft [appellante2] groot belang bij opheffing van het beslag. Het belemmert haar om haar verplichtingen jegens de tweede koper (dat begrip is, gezien het voorgaande wat onzuiver, omdat [geïntimeerden] c.s. gezien het voorgaande welbeschouwd geen kopers zijn) na te komen en beperkt haar in haar mogelijkheden om een andere woning te kopen. Het belang van [geïntimeerden] c.s. bij handhaving van het beslag weegt daar, mede gelet op wat hiervoor is overwogen over de deugdelijkheid van het recht tot zekerheid waarvan beslag is gelegd, niet tegen op.
6.6 De beslissing
en opnieuw rechtdoende:
- voor de procedure in hoger beroep op € 843,38 aan verschotten en op € € 2.148,- voor geliquideerd salaris van de advocaat,
te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf 14 dagen na dagtekening van dit arrest;