Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
[verweerder],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
.Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) was [B] aanwezig.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezamenlijk gezag over een minderjarige. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder in eerste aanleg bij de rechtbank Gelderland verzocht om het gezamenlijk gezag met de vader, verweerder in hoger beroep, af te wijzen. De rechtbank had echter bepaald dat de ouders gezamenlijk belast zouden worden met het gezag over hun kind, wat leidde tot de huidige procedure.
De mondelinge behandeling vond plaats op 23 september 2020, waarbij beide ouders aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaten. De vader had verweer gevoerd tegen de grief van de moeder en verzocht om bekrachtiging van de bestreden beschikking. Het hof heeft de feiten en argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. De moeder stelde dat de communicatie met de vader problematisch was en dat dit negatieve gevolgen had voor de minderjarige, terwijl de vader deze beschuldigingen ontkende.
Het hof oordeelde dat er geen onaanvaardbaar risico was dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders, en dat de problemen in de communicatie niet voldoende onderbouwd waren om het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag af te wijzen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Gelderland bekrachtigd en de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze beslissing is genomen in het belang van het kind, waarbij het hof ook rekening hield met de recente stappen die de ouders hebben gezet om hun communicatie te verbeteren.