In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezag van de vader over zijn vier minderjarige kinderen. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. L.J.P. Selders, had in hoger beroep beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, die op 19 december 2019 had besloten het gezag van zowel de vader als de moeder over de kinderen te beëindigen en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) tot voogd te benoemen.
De procedure in hoger beroep begon met het indienen van een beroepschrift op 28 februari 2020, gevolgd door een verweerschrift van de raad voor de kinderbescherming op 14 juli 2020. De mondelinge behandeling vond plaats op 23 september 2020, waarbij de vader aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat, en vertegenwoordigers van de raad en de GI ook aanwezig waren.
Het hof overwoog dat op grond van artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek het gezag van een ouder kan worden beëindigd indien de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd en de ouder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen. Het hof concludeerde dat de vader niet in staat was om de kinderen de stabiliteit en continuïteit te bieden die zij nodig hebben, en dat de periode van onzekerheid over hun opvoedingsperspectief niet langer aanvaardbaar was. Daarom werd de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, en het gezag van de vader over de kinderen beëindigd.