AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Hoger beroep inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot leegwaarderatio en huurovereenkomst
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 19 november 2019 een beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende had een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) ontvangen voor het jaar 2013, waarbij belastingrente was berekend. De Inspecteur had de bezwaren van belanghebbende gegrond verklaard en de aanslag verminderd, maar de rechtbank oordeelde dat de door belanghebbende geclaimde renteaftrek voor de tweede woning niet geaccepteerd kon worden. Belanghebbende stelde dat de tweede woning, die hij aan een derde had verhuurd via een anti-kraakovereenkomst, als eigen woning moest worden aangemerkt voor de belastingheffing. Het Hof oordeelde dat de tweede woning vanaf 1 januari 2013 feitelijk als huurwoning werd gebruikt, waardoor de leegwaarderatio van toepassing was. Het Hof concludeerde dat de maandelijkse vergoeding die belanghebbende ontving, niet onzakelijk laag was en dat de huurovereenkomst niet als een overeenkomst van korte duur kon worden gekwalificeerd. Het Hof verklaarde het hoger beroep gegrond, verlaagde de aanslag en veroordeelde de Inspecteur tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.
Voetnoten
1.Zie artikel 5.20, lid 3, Wet inkomstenbelasting 2001.
2.De jaarlijkse huuropbrengst van de tweede woning bedraagt € 18.000 (12 * € 1.500). Dat is gelijk aan 1,74% van de WOZ‑waarde (€ 1.031.000). Daaruit volgt een zogenoemde leegwaarderatio (artikel 17a, lid 1, Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001) van 56% (artikel 17a, lid 2, Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001). € 577.360 = 56% * € 1.031.000.
3.De bij de uitspraak op bezwaar vastgestelde rendementsgrondslag voor het inkomen uit sparen en beleggen bedraagt € 615.450. Die rendementsgrondslag zou moeten worden verlaagd met € 453.640 (€ 1.031.000 -/- € 577.360).
4.Op grond van artikel 17a, lid 3, tweede volzin, Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001, wordt de huurprijs gesteld op 3,5% van de WOZ‑waarde indien de huurprijs zoals die tussen gelieerde partijen is overeengekomen zodanig is dat deze tussen willekeurige derden niet overeengekomen zou zijn. De leegwaarderatio bedraagt in dat geval 66% van de WOZ‑waarde. € 680.460 = 66% * € 1.031.000.
5.Artikel 5.19, lid 1, Wet inkomstenbelasting 2001.
6.Artikel 5.20, lid 1, Wet inkomstenbelasting 2001.
7.Zie artikel 5.20, lid 3, Wet inkomstenbelasting 2001.
8.Kamerstukken II 2009/2010, 32 130, nr. 3, p. 47-48.
9.Vergelijk Hoge Raad 8 januari 1999, NJ 1999, 495, r.o. 3.4.
10.Kamerstukken II 1997/98, 26 089, nr. 3, p. 38.
11.Vergelijk Hoge Raad 30 mei 1975,NJ 1975, 464.