In deze zaak gaat het om hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De ontvanger van de Belastingdienst had op 4 juli 2017 een exploot hernieuwd bevel tot betalen uitgebracht, waarin € 34 rente werd vermeld. De ontvanger meldde dat tegen deze mededeling geen bezwaar openstond. In een tweede zaak, op 18 juli 2017, bracht de ontvanger € 56 in rekening voor kosten van executoriaal beslag op roerende zaken. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep over de rente, maar verklaarde het beroep tegen de kosten gegrond en vernietigde de uitspraak van de ontvanger. Belanghebbende ging in hoger beroep tegen deze uitspraken.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat de vermelding van de rente op het exploot geen voor bezwaar vatbare beschikking is, maar slechts een mededeling. De ontvanger kan pas na betaling van de belastingschuld de definitief belopen invorderingsrente vaststellen. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de ontvanger het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. Ook oordeelde het Hof dat tegen de kosten van het executoriaal beslag geen bezwaar en beroep openstond, omdat deze kosten voortvloeien uit de gerechtelijke tenuitvoerlegging van het dwangbevel.
Belanghebbende had de mogelijkheid om verzet aan te tekenen bij de burgerlijke rechter, maar dit was niet gedaan. Het Hof verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank, behoudens de beslissingen omtrent de proceskosten en het griffierecht. De ontvanger werd veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 262,50. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 oktober 2020.