In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, die op 1 november 2019 een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] heeft verleend. De ouders van de kinderen zijn gescheiden en de kinderen staan sinds 11 november 2015 onder toezicht van de gecertificeerde instelling (GI). De moeder verzoekt het hof om de beschikking te vernietigen en de machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen, terwijl de GI verweer voert en stelt dat het beroep te laat is ingesteld. Het hof oordeelt dat de beroepstermijn tijdig is ingediend en dat de moeder ontvankelijk is in haar beroep. Het hof overweegt dat de gronden voor verlenging van de uithuisplaatsing aanwezig zijn, gezien de problematiek van de ouders en de noodzaak voor stabiliteit voor de kinderen. De moeder heeft recentelijk haar standpunt gewijzigd en vraagt om onderzoek naar haar opvoedingsvaardigheden, maar het hof besluit dat dit onderzoek moet wachten op de uitkomsten van een onderzoek dat de GI zal verrichten. Uiteindelijk bekrachtigt het hof de beschikking van de kinderrechter, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verlengd tot 1 november 2020.