ECLI:NL:GHARL:2020:8179

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 oktober 2020
Publicatiedatum
8 oktober 2020
Zaaknummer
200.255.960/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over billijke vergoeding na vernietiging ontslag op staande voet

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [verzoeker] tegen de voorwaardelijke ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst door de kantonrechter. De kantonrechter had het ontslag op staande voet van [verzoeker] vernietigd, maar de arbeidsovereenkomst was eerder voorwaardelijk ontbonden. Het hof had eerder, op 23 juli 2019, al geoordeeld dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ten onrechte had ontbonden. Nu het ontslag is vernietigd en er geen hoger beroep tegen die beslissing is ingesteld, kan het hof zich richten op de billijke vergoeding in plaats van herstel van de arbeidsovereenkomst.

Het hof heeft vastgesteld dat de billijke vergoeding voor [verzoeker] € 9.048,- bruto bedraagt, een bedrag dat door Fositrans is betaald. Mr. Kooijmans, de advocaat van Fositrans, heeft dit bevestigd. Het hof heeft geen veroordeling tot betaling van dit bedrag uitgesproken, maar heeft wel de proceskosten van Fositrans in de eerste aanleg en het hoger beroep toegewezen aan [verzoeker]. De proceskosten in eerste aanleg zijn vastgesteld op € 200,- voor salaris van de gemachtigde, en de kosten van het hoger beroep zijn vastgesteld op € 324,- griffierecht en € 1.611,- voor salaris van de advocaat.

De beslissing van het hof vernietigt de eerdere beschikking van de kantonrechter voor zover deze de proceskosten compenseerde. Het hof heeft de kosten van het hoger beroep aan de zijde van [verzoeker] vastgesteld en heeft afgewezen wat meer of anders is verzocht. Deze beschikking is gegeven op 8 oktober 2020 en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.255.960/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 7212264)
beschikking van 8 oktober 2020
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [A] (Duitsland),
verzoeker in hoger beroep,
in eerste aanleg: verzoeker, tevens verweerder in het voorwaardelijke tegenverzoek,
hierna: [verzoeker] ,
advocaat: mr. T. Teke,
tegen:
Fositrans B.V.,
gevestigd te Zwolle,
verweerster in hoger beroep,
in eerste aanleg: verweerster, tevens verzoekster in het voorwaardelijke tegenverzoek,
hierna: Fositrans,
advocaat: mr. J.C.F. Kooijmans.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
In deze zaak gaat het om het bezwaar van [verzoeker] tegen de voorwaardelijke ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst door de kantonrechter, in afwachting van het oordeel van de kantonrechter of [verzoeker] zich terecht beroept op vernietiging van het hem gegeven ontslag op staande voet.
Het hof heeft op 23 juli 2019 een tussenbeschikking gegeven. In die beschikking is de zaak
voor onbepaalde tijd aangehouden in afwachting van het oordeel van de kantonrechter over de voorwaarde en het al dan niet instellen van hoger beroep daartegen.
1.2
Hierna zijn de volgende stukken ontvangen:
- een brief van mr. Kooijmans van 15 juni 2020 met de beschikking van de kantonrechter van 12 juni 2020 waarin het ontslag op staande voet wordt vernietigd;
- een op 30 juni 2020 ontvangen V8-formulier van mr. Teke;
- een ook op 30 juni 2020 ontvangen V8-formulier van mr. Kooijmans.
1.3
Gelet op de inhoud van beide V8-formulieren heeft het hof de termijn voor eventueel hoger beroep afgewacht. Binnen die termijn is geen beroepschrift ingediend. Vervolgens heeft het hof eindbeschikking bepaald op 26 oktober 2020 of zoveel eerder als mogelijk is.

2.De verdere beoordeling in hoger beroep

2.1
In de tussenbeschikking van 23 juli 2019 heeft het hof al geoordeeld dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ten onrechte heeft ontbonden per 1 februari 2019 voor het geval dat het ontslag wordt vernietigd. Ook heeft het hof overwogen dat herstel van de arbeidsovereenkomst dan niet aan de orde komt. De bepaalde tijd waarvoor de arbeidsovereenkomst was aangegaan, was immers op 1 april 2019 verstreken.
2.2
Omdat het ontslag van [verzoeker] in de beschikking van de kantonrechter van 12 juni 2020 vernietigd is en nu ook vaststaat dat het hof niet zal hoeven te oordelen over de juistheid van die beslissing, kan ‘scenario 1’ (zie de tussenbeschikking onder 5.8) zich niet meer voordoen. Het hof kan nu vaststellen welke billijke vergoeding aan [verzoeker] toekomt in plaats van herstel van zijn arbeidsovereenkomst. Onder 5.9 van de tussenbeschikking heeft het hof aangegeven voornemens te zijn die billijke vergoeding te bepalen op € 9.048,- bruto en gemotiveerd hoe dat bedrag is berekend. Het hof blijft daarbij.
Mr. Kooijmans heeft in zijn brief van 15 juni 2020 meegedeeld dat dit bedrag door Fositrans is betaald en Mr. Teke heeft dat in zijn V8-formulier bevestigd. Het hof hoeft daarom geen veroordeling meer uit te spreken tot betaling van dit bedrag. Voor alle duidelijkheid voegt het hof hieraan toe dat de afwijzing van wat meer of anders is verzocht in de beslissing, die hieronder volgt, niet betekent dat de billijke vergoeding ten onrechte is betaald.
2.3
Mr. Teke heeft verzocht Fositrans, als de in het ongelijk gestelde partij, te veroordelen in de proceskosten van beide instanties. Dat zal het hof doen.
De kantonrechter heeft in zijn ontbindingsbeschikking de proceskosten gecompenseerd. Het hof zal die beslissing vernietigen en Fositrans veroordelen in de proceskosten van het voorwaardelijke tegenverzoek, die bepaald worden op € 200,- voor salaris gemachtigde.
De kosten van het hoger beroep worden aan de zijde van [verzoeker] bepaald op € 324,- griffierecht. Omdat de mondelinge behandeling in hoger beroep gelijktijdig heeft plaatsgevonden met de behandeling van de zaak van de echtgenote van [verzoeker] en mr. Teke daar inhoudelijk, gelet op de vrijwel gelijkluidende processtukken, geen extra werk van heeft gehad, zal het hof voor de mondelinge behandeling in beide zaken ½ punt rekenen. Het salaris voor de advocaat wordt bepaald op € 1.611,- (1½ punt, tarief II).

3.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de kantonrechter van 17 december 2018, voor zover daarin de proceskosten van het voorwaardelijke verzoek van Fositrans zijn gecompenseerd, en beschikt in zoverre opnieuw:
veroordeelt Fositrans in de proceskosten van [verzoeker] in eerste aanleg, vastgesteld op € 200,- voor salaris gemachtigde;
veroordeelt Fositrans in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [verzoeker] vastgesteld op € 324,- griffierecht en € 1.611,- salaris advocaat;
wijst af wat meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.E.L. Fikkers, D.H. de Witte en W.F. Boele en is in aanwezigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 oktober 2020.