In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. C.M.J.E.P. Meerts, had hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, die op 18 mei 2018 een sanctie had opgelegd van € 90,- voor het rijden in strijd met een gebod tot het volgen van de aangegeven rijrichting. De gedraging vond plaats op 8 november 2016 in Leende.
De kantonrechter had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. In hoger beroep werd aangevoerd dat de bestuurder ten onrechte niet was staande gehouden, ondanks dat de verkeerscontrole door meerdere opsporingsambtenaren werd uitgevoerd. Het hof oordeelde dat het enkele feit dat er veel overtreders waren, niet rechtvaardigde dat de ambtenaren geen staandehouding hadden verricht. Het hof concludeerde dat er geen reële mogelijkheid was uitgesloten om de bestuurder staande te houden, waardoor de sanctie ten onrechte aan de kentekenhouder was opgelegd.
Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter en verklaarde het beroep gegrond. Tevens werd de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, tot een bedrag van € 656,25. Dit arrest is gewezen door mr. J. van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. M. Landstra als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.