ECLI:NL:GHARL:2020:8163

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 oktober 2020
Publicatiedatum
8 oktober 2020
Zaaknummer
Wahv 200.242.331/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. Landstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van administratieve sanctie wegens onterecht niet staande houden van bestuurder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. C.M.J.E.P. Meerts, had hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, die op 18 mei 2018 een sanctie had opgelegd van € 90,- voor het rijden in strijd met een gebod tot het volgen van de aangegeven rijrichting. De gedraging vond plaats op 8 november 2016 in Leende.

De kantonrechter had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. In hoger beroep werd aangevoerd dat de bestuurder ten onrechte niet was staande gehouden, ondanks dat de verkeerscontrole door meerdere opsporingsambtenaren werd uitgevoerd. Het hof oordeelde dat het enkele feit dat er veel overtreders waren, niet rechtvaardigde dat de ambtenaren geen staandehouding hadden verricht. Het hof concludeerde dat er geen reële mogelijkheid was uitgesloten om de bestuurder staande te houden, waardoor de sanctie ten onrechte aan de kentekenhouder was opgelegd.

Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter en verklaarde het beroep gegrond. Tevens werd de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, tot een bedrag van € 656,25. Dit arrest is gewezen door mr. J. van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. M. Landstra als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.242.331/01
CJIB-nummer
: 203521054
Uitspraak d.d.
: 8 oktober 2020
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 18 mei 2018, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [A] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. C.M.J.E.P. Meerts, kantoorhoudende te Beegden.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen door de kantonrechter.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt. De advocaat-generaal heeft wel aanvullende stukken overgelegd. Deze zijn (in kopie) doorgestuurd aan de gemachtigde van de betrokkene, die daar schriftelijk op heeft gereageerd.

De beoordeling

1. De bezwaren richten zich onder meer tegen de aan de betrokkene opgelegde sanctie.
2. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 90,- voor: “rijden in strijd met gebod tot het volgen van aangegeven rijrichting: D4”. Deze gedraging zou zijn verricht op 8 november 2016 om 7.47 uur op de Dorpsstraat in Leende met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
3. De gemachtigde voert onder meer aan dat de bestuurder van het voertuig ten onrechte niet is staandegehouden. Uit het proces-verbaal van 19 augustus 2018 blijkt dat de verkeerscontrole is gehouden met minimaal 3 personen. Uit informatie die de gemachtigde van de politie heeft ontvangen blijkt dat rond het tijdstip van de onderhavige beschikking weinig aankondigingen van beschikking zijn uitgeschreven, te weten 2 enkele minuten voor de onderhavige gedraging en 1 een minuut later. Dit betekent dat de ambtenaar of een van zijn collega’s een staandehouding had kunnen verrichten.
4. Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de ambtenaar de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een sanctie kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd.
5. Het zaakoverzicht bevat geen redenen waarom niet tot staandehouding is overgegaan.
6. In het door de advocaat-generaal overgelegde proces-verbaal van bevindingen van 19 augustus 2018 verklaart de ambtenaar onder meer het volgende:
“Op 8 november 2016 werd met collega’s van handhaving een verkeerscontrole gehouden op de locatie Dorpstraat, Margrietstraat (het hof begrijpt: Margrietlaan) in Leende. (…) Vanwege het feit dat er veel bestuurders het bord negeerden en het voor het aantal ingezette verbalisanten niet mogelijk was alle bestuurders te laten stoppen werd gekozen voor het bekeuren op kenteken.”
7. Het hof stelt vast dat uit het opgemaakte proces-verbaal blijkt dat ter plaatse verschillende ambtenaren bezig waren met de verkeerscontrole. Het enkele feit dat er veel bestuurders waren die het bord negeerden, betekent niet zonder meer dat het niet mogelijk was om tot staandehouding over te gaan. Niet blijkt -bijvoorbeeld- dat ten tijde van de gedraging alle ter plaatse aanwezige ambtenaren bezig waren met staandehoudingen.
8. Gelet hierop is niet aannemelijk geworden dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder van het voertuig heeft voorgedaan, zodat het ervoor moet worden gehouden dat de ambtenaar ten onrechte toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in artikel 5 van de Wahv door de sanctie aan de kentekenhouder op te leggen. Aan die onjuiste toepassing verbindt het hof de consequentie dat de beschikking, waarbij de sanctie aan de betrokkene als kentekenhouder is opgelegd, moet worden vernietigd. Het hof zal beslissen als hierna vermeld. De overige bezwaren behoeven in verband hiermee geen bespreking.
9. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter, het hoger beroepschrift en de nadere toelichting op het beroep dient in totaal tweeënhalf procespunt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 525,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 656,25.

De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder voormeld CJIB-nummer de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 656,25.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.