ECLI:NL:GHARL:2020:8145

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 oktober 2020
Publicatiedatum
8 oktober 2020
Zaaknummer
21-002443-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake onderzoekswensen in hoger beroep tegen vonnis rechtbank Noord-Nederland

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 oktober 2020 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1990, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 23 april 2019. Het hof heeft op de zitting van 25 september 2020 de onderzoekswensen van de verdediging besproken. De verdediging heeft verzocht om het horen van verschillende getuigen, waaronder de officier van justitie en de teamleider van het onderzoek Turgon, en om deskundigen te benoemen die kunnen rapporteren over de AVR-methode en de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangever. Het hof heeft geoordeeld dat het horen van de officier van justitie noodzakelijk is, gezien de zware beschuldigingen van de verdediging tegen het openbaar ministerie. Het verzoek om de teamleider te horen is afgewezen, omdat dit niet in het belang van de verdediging is. Het hof heeft ook besloten dat een deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut zal worden benoemd om de authenticiteit van de audiobestanden te onderzoeken. De verdediging heeft verder verzocht om historische verkeersgegevens van de telefoon van de verdachte toe te voegen aan het dossier, maar dit verzoek is afgewezen. Het hof heeft de zaak heropend en de stukken in handen gesteld van de raadsheer-commissaris voor verdere behandeling.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002443-19
Uitspraak d.d.: 9 oktober 2020
TEGENSPRAAK
Tussenarrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 23 april 2019 met parketnummer 18-830441-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 25 september 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van hetgeen door de advocaat-generaal en door de verdachte en zijn raadsman, mr. R.J.H. van der Wal, naar voren is gebracht.

Beslissing op onderzoekswensen

De onderhavige strafzaak maakt deel uit het van het onderzoek Turgon. Naast de zaak van verdachte zijn de zaken van vijf medeverdachten in hoger beroep aan de orde. Op 25 september 2020 heeft er in al deze zaken een regiezitting plaatsgevonden. Het hof heeft op die zitting bepaald dat bij tussenarrest op de onderzoekswensen zal worden beslist.
Onderzoekswensen
Bij appelschriftuur van 15 mei 2019 heeft de verdediging verzocht om het horen van drie getuigen, te weten:
1. [getuige1] (officier van justitie);
2. Teamleider van het onderzoek Turgon;
3. [getuige3] .
Daarnaast heeft de verdediging het hof verzocht om een aantal deskundigen te benoemen, te weten:
4. AVR-deskundige;
5. Geluidsdeskundige (inzake authenticiteit van de geluidsbanden);
6. Psycholoog (inzake betrouwbaarheid verklaring aangever).
Ten slotte heeft de verdediging het hof verzocht om het:
7. Beluisteren van de auditief geregistreerde verhoren van [naam1] en het toevoegen aan het dossier van een woordelijke uitwerking daarvan;
8. Het toevoegen aan het dossier van de historische verkeersgegevens van de werktelefoon van verdachte ( [telefoonnummer] ).
Voornoemde onderzoekswensen zijn door de raadsman ter terechtzitting van het hof op 25 september 2020 mondeling toegelicht. Daarnaast is door hem te kennen gegeven dat de verdediging wenst aan te sluiten bij de onderzoekswensen in de zaken van medeverdachten, behalve voor zover het betreft het verzoek tot het horen van verdachte als getuige.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft met betrekking tot de onderzoekswensen van de verdediging op 3 september 2020 een schriftelijk standpunt ingediend. Overeenkomstig dit standpunt heeft de advocaat-generaal ter terechtzitting op 25 september 2020 geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek tot het horen van de getuige [getuige3] omdat dit in het belang van de verdediging is. Ook het verzoek tot het kunnen uitluisteren van de verhoren van [naam1] en het toevoegen van een woordelijke uitwerking daarvan aan het dossier, kan volgens de advocaat-generaal worden toegewezen. De advocaat-generaal heeft toegezegd te zullen zorgdragen voor het kunnen uitluisteren van de verhoren van [naam1] en het toevoegen van een woordelijke uitwerking daarvan aan het dossier. De overige verzoeken dienen te worden afgewezen omdat zij niet in het belang van de verdediging zijn (verzoeken 1 en 3), dan wel omdat het gevraagde onderzoek niet noodzakelijk is (verzoeken 4, 5, 6 en 8). Met betrekking tot de onder 1 en 2 genoemde verzoeken heeft de advocaat-generaal zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de vragen van de verdediging bij aanvullend proces-verbaal zouden kunnen worden beantwoord.
Criterium
Het hof heeft het verzoek tot het horen van de onder 1 t/m 3 vermelde getuigen getoetst aan het criterium van het verdedigingsbelang. De overige verzoeken zijn getoetst aan de hand van het noodzakelijkheidscriterium.
Oordeel hof
Het hof beslist als volgt op de onderzoekswensen van de verdediging.
1.
[getuige1] (officier van justitie):
Het verzoek van de verdediging om de officier van justitie mr. [getuige1] te horen, houdt verband met de stelling dat er sprake is van ernstige onherstelbare vormverzuimen in het vooronderzoek. Bij de verdediging is het sterke vermoeden ontstaan dat de banden met opnames van de verhoren van aangever gemanipuleerd zijn, in die zin dat er delen van de verhoren lijken te ontbreken. Volgens de verdediging is het mogelijk dat er gedurende die ontbrekende passages sturing heeft plaatsgevonden. Gezien het voorgaande wenst de verdediging de officier van justitie te horen die de start van het opsporingsonderzoek heeft geleid en met wie door verbalisanten overleg zou zijn gevoerd over het al dan niet volgen van de AVR.
Bij de beoordeling van het verzoek van de verdediging stelt het hof voorop dat het horen van een officier van justitie als getuige blijkens de jurisprudentie alleen in bijzondere gevallen plaatsvindt. Van een bijzonder geval als hiervoor bedoeld kan onder meer sprake zijn indien de desbetreffende officier van justitie betrokken is geweest bij het onderzoek van de politie voorafgaande aan de aanvang van de vervolging en het verzoek om hem/haar als getuige te (doen) horen ertoe strekt hem/haar te ondervragen omtrent hetgeen hij/zij daarbij zelf heeft waargenomen of ondervonden.
Uit de appelschrifturen en de toelichting ter zitting blijkt dat de wijze waarop de verhoren van aangever hebben plaatsgevonden de kern is van het hoger beroep voor zowel de verdediging als het openbaar ministerie. Uit de verklaringen die verbalisanten eerder bij de rechter-commissaris hebben afgelegd, lijkt te volgen dat zij ruggenspraak hebben gehad met mr. [getuige1] omtrent de wijze waarop de verhoren van aangever zijn verlopen. Derhalve zal de officier op dat punt uit eigen waarneming en/of ervaring kunnen verklaren. Voor de afweging is voorts van belang dat de verdediging in feite een overheidsorganisatie – het openbaar ministerie – verantwoordelijk houdt voor misleiding van de zittende magistratuur en dat dit vermoeden is gekoppeld aan een individueel lid van het openbaar ministerie, te weten mr. [getuige1] . Dit zijn zware verdachtmakingen.
Het hof constateert dat de rechtbank de verdediging tot op zekere hoogte in dit verweer is gevolgd, en tot het oordeel is gekomen dat er op onherstelbare wijze vormen zijn verzuimd in het vooronderzoek, waarvan de verdediging aanzienlijk nadeel heeft ondervonden. De rechtbank is op grond hiervan gekomen tot het uitsluiten van het bewijs van alle verhoren van aangevers [naam1] en [naam2] bij de politie. Het appel van het openbaar ministerie richt zich juist tegen dit oordeel van de rechtbank.
Alles afwegende, is hof van oordeel dat een uitzonderingsgeval zoals hiervoor bedoeld, zich thans voordoet. Het verzoek van de verdediging tot het horen van mr. [getuige1] wordt derhalve toegewezen. Het hof acht het gezien het hiervoor overwogene van belang om de officier van justitie in het openbaar ter terechtzitting van het hof als getuige te horen. De door de advocaat-generaal aangedragen optie om vragen van de verdediging bij aanvullend proces-verbaal te laten beantwoorden, acht het hof, in het licht van de hiervoor geschetste omstandigheden waarbij de integriteit van de vervolgende instantie door de verdediging in scherpe bewoordingen ter discussie wordt gesteld, niet afdoende.
2.
Teamleider van het onderzoek Turgon:
Het verzoek van de verdediging om de teamleider van het onderzoek Turgon te horen, ziet blijkens de onderbouwing daarvan op vragen omtrent de wijze waarop de AVR-audiobestanden in de onderhavige zaak zijn opgeslagen. Het horen van de teamleider zou in het belang van de verdediging zijn ter beantwoording van de vraag of sprake is van doelbewuste misleiding.
Het hof volgt de verdediging hierin niet. Met betrekking tot de wijze waarop de audiobestanden zijn opgeslagen is van belang dat er geen discussie bestaat over de vraag óf is afgeweken van het AVR-protocol. Dit blijkt reeds uit hetgeen de betrokken verbalisanten bij de rechter-commissaris hebben verklaard. Het hof acht onvoldoende concreet onderbouwd waarom het van belang is om (ook) de teamleider te horen omtrent de wijze van verhoren en het opslaan van de audiobestanden van de verhoren. Bovendien wijst het hof, zoals hiervoor reeds is overwogen, het verzoek tot het horen van de officier van justitie toe. Als leider van het opsporingsonderzoek is deze functionaris degene die uitspraken kan doen over gemaakte beslissingen in de onderhavige zaak. Door middel van het horen van de officier van justitie kunnen het hof en partijen op dit punt voldoende worden voorgelicht.
Ten slotte is het in algemene zin horen van de teamleider over het AVR-systeem, evenmin in het belang van de verdediging, nu deze vragen geen betrekking hebben op enige in verdachtes strafzaak te nemen beslissing. Het verzoek van de verdediging tot het horen van de teamleider wordt gezien het voorgaande afgewezen.
3.
[getuige3] :
Het verzoek tot het horen van [getuige3] ziet op de gang van zaken rondom het horen van aangever [naam1] . [getuige3] is hierbij (deels) aanwezig geweest. In het verlengde van hetgeen over het onder 1 genoemde verzoek is overwogen, acht het hof het in het belang van de verdediging om de getuige [getuige3] te horen. Zij kan uit eigen waarneming verklaren omtrent de wijze waarop de verhoren van [naam1] hebben plaatsgevonden.
Deze getuige zal worden gehoord door een (gedelegeerd) raadsheer-commissaris. Ter terechtzitting van het hof hebben de advocaat-generaal en de raadsman verklaard daartegen geen bezwaar te hebben.
4.
AVR-deskundige:
De verdediging heeft verzocht een deskundige te laten rapporteren over de AVR-methode, over de wijze waarop audiobestanden worden opgeslagen en genummerd en over de technische mogelijkheden om de bestanden aan te passen of te manipuleren. In het verlengde van hetgeen hiervoor onder 2 is overwogen, acht het hof onvoldoende onderbouwd waarom een dergelijke algemene uitleg relevant is voor de beoordeling van de onderhavige zaak. Dát er is afgeweken van het AVR-protocol is immers niet betwist en een algemene uitleg over het protocol is niet relevant voor de beoordeling in déze zaak. Gelet hierop is de noodzaak van voornoemd onderzoek niet gebleken en wordt dit verzoek afgewezen.

5. Geluidsdeskundige:

Dit verzoek ziet – evenals het horen van de officier van justitie – op een wezenlijk onderdeel van het hoger beroep, te weten de wijze waarop de verhoren van aangevers zijn verlopen en de authenticiteit van de audiobestanden van de opgenomen verhoren op dat vlak. Anders dan de advocaat-generaal acht het hof het net als de verdediging noodzakelijk om op dit punt nader te worden voorgelicht door een deskundige. Het verzoek wordt derhalve toegewezen.
In plaats van een deskundige van het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau - zoals door de verdediging is verzocht - zal het hof evenwel een deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut benoemen. De zaak zal daartoe worden verwezen naar het kabinet van de raadsheer-commissaris. De verdediging wordt in de gelegenheid gesteld binnen 5 weken na heden bij het kabinet van de raadsheer-commissaris schriftelijk vragen voor de deskundige in te dienen, die vervolgens door de deskundige kunnen worden beantwoord.

6. Psycholoog

De verdediging heeft verzocht een deskundige te laten rapporteren over de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever, meer in het bijzonder ten aanzien van de mogelijkheid van ‘herstel’ van het geheugen en herstel van de herinnering.
Het hof acht de noodzaak van onderzoek door een psycholoog onvoldoende onderbouwd. Terecht heeft de advocaat-generaal erop gewezen dat de bevindingen van een psycholoog die de verdediging reeds zou hebben ingeschakeld, niet zijn bijgevoegd. Wat daar echter van zij, de beoordeling van de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van de verklaringen voor strafrechtelijk bewijs is voorbehouden aan de rechter die over de feiten oordeelt. Het verzoek tot het benoemen van een psycholoog wordt derhalve als niet noodzakelijk afgewezen.

7. Beluisteren van de auditief geregistreerde verhoren van [naam1] en het toevoegen aan het dossier van een woordelijke uitwerking daarvan:

De advocaat-generaal heeft in zijn schriftelijke standpunt d.d. 3 september 2020 en ter terechtzitting van het hof op 25 september 2020 toegezegd dat hij ervoor zal zorgdragen dat de verdediging de auditief geregistreerde verhoren van [naam1] kan uitluisteren en dat een woordelijke uitwerking daarvan aan het dossier wordt toegevoegd. Het hof hoeft daarom niet meer op dit verzoek te beslissen.

8. Het toevoegen aan het dossier van de historische verkeersgegevens van de privételefoon van verdachte ( [telefoonnummer] ):

Volgens de verdediging dienen de historische verkeersgegevens van voornoemde telefoon van verdachte aan het dossier te worden toegevoegd, nu zij relevant zijn ter onderbouwing van het door verdachte geschetste scenario.
Overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat dit verzoek dient te worden afgewezen, nu de noodzaak en relevantie daarvan ontbreekt. Daar waar de verdediging stelt dat het nummer [telefoonnummer] ziet op een telefoon van verdachte, blijkt uit het dossier dat dit de telefoon van zijn partner [partner] betreft. Gelet op het voorgaande wordt het verzoek tot het toevoegen aan het dossier van deze historische verkeersgegevens, afgewezen.
Ten slotte overweegt het hof dat de verdediging heeft verzocht om aan te mogen sluiten bij onderzoekswensen die in de zaken van medeverdachten zijn gedaan. Het hof wijst dit verzoek toe, in die zin dat voor zover er naar aanleiding van onderzoekswensen in andere zaken stukken aan het dossier worden toegevoegd, dit ook in de onderhavige zaak geschiedt, en dat voor zover er in andere zaken getuigen zullen worden gehoord, de raadsman in de gelegenheid wordt gesteld daarbij aanwezig te zijn. Zoals ter terechtzitting besproken, geldt in dat geval wel de kanttekening dat bij de planning van die verhoren geen rekening kan worden gehouden met de agenda van de raadsman, maar staat het deze vrij om zich bij verhindering te laten vervangen.

BESLISSING

Het hof:
Heropent het onderzoek.
Stelt de stukken in handen van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof teneinde als getuige te horen: [getuige3] alsmede een deskundige van het NFI te benoemen die onderzoek kan verrichten naar de authenticiteit van de AVR-audiobestanden en de vraag of de bestanden bewerkt zijn op de door de verdediging betoogde wijze. De verdediging dient ten aanzien van deze deskundige
binnen 5 weken na hedenschriftelijke vragen in te dienen bij het kabinet van de raadsheer-commissaris.
De oproeping voor het verhoor van getuige Saida dient plaats te vinden via bemiddeling van het Openbaar Ministerie dan wel de politie.
Bepaalt dat het onderzoek zal worden hervat tegen een nog nader te bepalen terechtzitting.
Beveelt de oproeping van de verdachte tegen het nog nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsman van verdachte en aan de benadeelde partij.
Beveelt de oproeping van de getuige mr. [getuige1] (officier van justitie) tegen het nog nader te bepalen tijdstip.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. M. Aksu, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier,
en op 9 oktober 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.