ECLI:NL:GHARL:2020:8141

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 oktober 2020
Publicatiedatum
8 oktober 2020
Zaaknummer
21-002496-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake onderzoekswensen in hoger beroep tegen vonnis rechtbank Noord-Nederland

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 oktober 2020 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1981, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 23 april 2019. Tijdens de zitting op 25 september 2020 heeft de verdediging onderzoekswensen ingediend, waaronder het horen van getuigen en deskundigen. Het hof heeft de verzoeken van de verdediging beoordeeld aan de hand van het verdedigingsbelang en het noodzakelijkheidscriterium. Het hof heeft besloten om de officier van justitie, mr. [getuige1], te horen als getuige, omdat de verdediging ernstige beschuldigingen heeft geuit over de integriteit van het openbaar ministerie. Daarnaast heeft het hof een deskundige benoemd om onderzoek te verrichten naar de authenticiteit van de AVR-audiobestanden en de vraag of deze bestanden gemanipuleerd zijn. Het hof heeft ook een deskundige op het gebied van historische verkeersgegevens benoemd. De verdediging heeft de mogelijkheid gekregen om schriftelijke vragen in te dienen bij de deskundigen. Het hof heeft de zaak heropend en het onderzoek zal worden hervat op een nog nader te bepalen tijdstip.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002496-19
Uitspraak d.d.: 9 oktober 2020
TEGENSPRAAK
Tussenarrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 23 april 2019 met parketnummer 18-830463-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
wonende te [geboorteplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 25 september 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van hetgeen door de advocaat-generaal en namens verdachte door zijn raadsman, mr. D. Nieuwenhuis, naar voren is gebracht.

Beslissing op onderzoekswensen

De onderhavige strafzaak maakt deel uit het van het onderzoek Turgon. Naast de zaak van verdachte zijn de zaken van vijf medeverdachten in hoger beroep aan de orde. Op 25 september 2020 heeft er in al deze zaken een regiezitting plaatsgevonden. Het hof heeft op die zitting bepaald dat bij tussenarrest op de onderzoekswensen zal worden beslist.
Onderzoekswensen
Bij appelschriftuur van 20 mei 2019 heeft de verdediging verzocht om het horen van twee getuigen, te weten:
[getuige1] (officier van justitie);
Teamleider van het onderzoek Turgon.
Daarnaast heeft de verdediging het hof verzocht om een aantal deskundigen te benoemen, te weten:
3. Een deskundige met specifieke kennis van het AVR-protocol;
4. Een deskundige die onderzoek kan verrichten naar de authenticiteit van de AVR-audiobestanden en de vraag of de bestanden gemanipuleerd zijn (aanbevolen wordt een deskundige die verbonden is aan het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau BV);
5. Een deskundige op het gebied van forensisch DNA-onderzoek (aanbevolen wordt ing. R. Eikelenboom, verbonden aan Independent Forensic Services (IFS));
6. Een deskundige op het gebied van historische verkeersgegevens (aanbevolen wordt drs. R.J.P. Van Bree, forensisch onderzoeker locatiebepaling, afdeling Technologie en Biometrie van het NFI).
Voornoemde onderzoekswensen zijn door de raadsman ter terechtzitting van het hof op 25 september 2020 mondeling toegelicht. Daarnaast is door hem te kennen gegeven dat de verdediging wenst aan te sluiten bij de onderzoekswensen in zaken van medeverdachten, behalve voor zover het betreft het een verzoek tot het horen van verdachte als getuige.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft met betrekking tot de onderzoekswensen van de verdediging op 3 september 2020 een schriftelijk standpunt ingediend. Overeenkomstig dit standpunt heeft de advocaat-generaal ter terechtzitting op 25 september 2020 geconcludeerd tot afwijzing van alle verzoeken van de verdediging. Met betrekking tot de onder 1 en 2 genoemde verzoeken heeft de advocaat-generaal zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de vragen van de verdediging bij aanvullend proces-verbaal zouden kunnen worden beantwoord.
Voorts heeft de advocaat-generaal naar aanleiding van een verzoek in een zaak van een medeverdachte ter terechtzitting de toezegging gedaan dat alle raadslieden in staat worden gesteld de auditief opgenomen verhoren van [naam1] , uit te luisteren en dat een woordelijke uitwerking daarvan aan het dossier wordt toegevoegd. Die toezegging geldt ook in de onderhavige zaak.
Criterium
Het hof heeft het verzoek tot het horen van de onder 1 en 2 vermelde getuigen getoetst aan het criterium van het verdedigingsbelang. De onder 3 t/m 6 vermelde verzoeken zijn getoetst aan de hand van het noodzakelijkheidscriterium.
Oordeel hof
Het hof beslist als volgt op de onderzoekswensen van de verdediging.
1.
[getuige1] (officier van justitie):
Het verzoek van de verdediging om de officier van justitie mr. [getuige1] te horen, houdt verband met de stelling dat er sprake is van ernstige onherstelbare vormverzuimen in het vooronderzoek. Bij de verdediging is het sterke vermoeden ontstaan dat de banden met opnames van de verhoren van aangevers gemanipuleerd zijn, in die zin dat er delen van de verhoren lijken te ontbreken. Volgens de verdediging is het mogelijk dat er gedurende die ontbrekende passages sturing heeft plaatsgevonden. Gezien het voorgaande wenst de verdediging de officier van justitie te horen die de start van het opsporingsonderzoek heeft geleid en met wie door verbalisanten overleg zou zijn gevoerd over het al dan niet volgen van de AVR.
Bij de beoordeling van het verzoek van de verdediging stelt het hof voorop dat het horen van een officier van justitie als getuige blijkens de jurisprudentie alleen in bijzondere gevallen plaatsvindt. Van een bijzonder geval als hiervoor bedoeld kan onder meer sprake zijn indien de desbetreffende officier van justitie betrokken is geweest bij het onderzoek van de politie voorafgaande aan de aanvang van de vervolging en het verzoek om hem/haar als getuige te (doen) horen ertoe strekt hem/haar te ondervragen omtrent hetgeen hij/zij daarbij zelf heeft waargenomen of ondervonden.
Uit de appelschrifturen en de toelichting ter zitting blijkt dat de wijze waarop de verhoren van aangevers hebben plaatsgevonden de kern is van het hoger beroep voor zowel de verdediging als het openbaar ministerie. Uit de verklaringen die verbalisanten eerder bij de rechter-commissaris hebben afgelegd, lijkt te volgen dat zij ruggenspraak hebben gehad met mr. [getuige1] omtrent de wijze waarop de verhoren van aangever(s) zijn verlopen. Derhalve zal de officier op dat punt uit eigen waarneming en/of ervaring kunnen verklaren. Voor de afweging is voorts van belang dat de verdediging in feite een overheidsorganisatie – het openbaar ministerie – verantwoordelijk houdt voor misleiding van de zittende magistratuur en dat dit vermoeden is gekoppeld aan een individueel lid van het openbaar ministerie, te weten mr. [getuige1] . Dit zijn zware verdachtmakingen.
Het hof constateert dat de rechtbank de verdediging tot op zekere hoogte in dit verweer is gevolgd, en tot het oordeel is gekomen dat er op onherstelbare wijze vormen zijn verzuimd in het vooronderzoek, waarvan de verdediging aanzienlijk nadeel heeft ondervonden. De rechtbank is op grond hiervan gekomen tot het uitsluiten van het bewijs van alle verhoren van aangevers [naam1] en [naam2] bij de politie. Het appel van het openbaar ministerie richt zich juist tegen dit oordeel van de rechtbank.
Alles afwegende, is hof van oordeel dat een uitzonderingsgeval zoals hiervoor bedoeld, zich thans voordoet. Het verzoek van de verdediging tot het horen van mr. [getuige1] wordt derhalve toegewezen. Het hof acht het gezien het hiervoor overwogene van belang om de officier van justitie in het openbaar ter terechtzitting van het hof als getuige te horen. De door de advocaat-generaal aangedragen optie om vragen van de verdediging bij aanvullend proces-verbaal te laten beantwoorden acht het hof, in het licht van de hiervoor geschetste omstandigheden waarbij de integriteit van de vervolgende instantie door de verdediging in scherpe bewoordingen ter discussie wordt gesteld, niet afdoende.
2.
Teamleider van het onderzoek Turgon:
Het verzoek van de verdediging om de teamleider van het onderzoek Turgon te horen, ziet blijkens de onderbouwing daarvan op vragen omtrent de wijze waarop de AVR-audiobestanden in de onderhavige zaak zijn opgeslagen en de wijze waarop dit (richtlijnconform) hoort te gebeuren. Volgens de verdediging kan de teamleider nader inzicht verschaffen, gelet op zijn of haar betrokkenheid bij alle onderzoekshandelingen.
Het hof volgt de verdediging hierin niet. Ten aanzien van het eerste onderdeel van de onderbouwing - de wijze waarop de audiobestanden zijn opgeslagen - is van belang dat er geen discussie bestaat over de vraag óf is afgeweken van het AVR-protocol. Dit blijkt reeds uit hetgeen de betrokken verbalisanten bij de rechter-commissaris hebben verklaard. Het hof acht onvoldoende onderbouwd waarom het van belang is om (ook) de teamleider te horen omtrent de wijze van verhoren en het opslaan van de audiobestanden van de verhoren en is onduidelijk gebleven welke vragen hij/zij nog zou moeten beantwoorden. Bovendien wijst het hof, zoals hiervoor reeds is overwogen, het verzoek tot het horen van de officier van justitie toe. Als leider van het opsporingsonderzoek is deze functionaris degene die uitspraken kan doen over gemaakte beslissingen in de onderhavige zaak. Door middel van het horen van de officier van justitie kunnen het hof en partijen op dit punt voldoende worden voorgelicht.
Ten aanzien van het tweede onderdeel van de onderbouwing van het verzoek - het bevragen van de teamleider over hoe verhoren normaliter (richtlijnconform) worden opgeslagen - is het hof van oordeel dat evenmin in het belang van de verdediging is, nu deze vragen geen betrekking hebben op enige in zijn strafzaak te nemen beslissing. Het verzoek van de verdediging tot het horen van de teamleider wordt gezien het voorgaande afgewezen.
3.
Een deskundige met specifieke kennis van het AVR-protocol:
De verdediging heeft verzocht een deskundige met kennis van het AVR-protocol te laten rapporteren over het afwijken van het protocol, de wijze waarop audiobestanden normaal gesproken worden opgeslagen en de technische mogelijkheden om de audiobestanden te manipuleren. In het verlengde van hetgeen hiervoor onder 2 is overwogen, acht het hof onvoldoende onderbouwd waarom een dergelijke algemene uitleg relevant is voor de beoordeling van de onderhavige zaak. Dát er is afgeweken van het AVR-protocol is immers niet betwist en een algemene uitleg over het protocol is niet relevant voor de beoordeling in déze zaak. Gelet hierop is de noodzaak van voornoemd onderzoek niet gebleken en wordt dit verzoek afgewezen.

4. Een deskundige die onderzoek kan verrichten naar de authenticiteit van de AVR-audiobestanden en de vraag of de bestanden gemanipuleerd zijn (aanbevolen wordt een deskundige die verbonden is aan het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau):

Dit verzoek ziet - evenals het horen van de officier van justitie - op een wezenlijk onderdeel van het hoger beroep, te weten de wijze waarop de verhoren van aangevers zijn verlopen, zoals hiervoor onder 1 ook reeds uiteen gezet. De verdediging wenst te onderzoeken in hoeverre de AVR-audiobestanden van de verhoren van aangevers volledig en authentiek zijn. Anders dan de advocaat-generaal acht het hof het net als de verdediging noodzakelijk om op dit punt nader te worden voorgelicht door een deskundige. Het verzoek wordt derhalve toegewezen.
In plaats van een deskundige van het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau - zoals door de verdediging is verzocht - zal het hof evenwel een deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) benoemen. De zaak zal daartoe worden verwezen naar het kabinet van de raadsheer-commissaris. De verdediging wordt in de gelegenheid gesteld binnen 5 weken na heden bij het kabinet van de raadsheer-commissaris schriftelijk vragen voor de deskundige in te dienen, die vervolgens door de deskundige kunnen worden beantwoord.
7.
Een deskundige op het gebied van forensisch DNA-onderzoek (aanbevolen wordt ing.
R. Eikelenboom, verbonden aan Independent Forensic Services (IFS)):
Binnen in de handschoenen die in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] zijn aangetroffen en waarop aan de buitenzijde bloed van aangever [naam1] bleek te zitten, is DNA-materiaal van verdachte aangetroffen (DNA-mengprofiel). Blijkens de appelschriftuur acht de verdediging het noodzakelijk dat er door een deskundige nader gerapporteerd wordt over de bewijswaarde in dit specifieke geval (meer in het bijzonder bezien in het licht van de aanwezigheid van sporen van minimaal twee andere personen).
Het hof stelt bij de beoordeling van dit verzoek voorop dat een deskundige uitspraak kan doen over de bewijs
krachtvan een DNA-spoor, en niet over de bewijs
waarde,welke beoordeling is voorbehouden aan de rechter.
De bewijskracht van een spoor ziet kortgezegd op de zeldzaamheid van het spoor: hoe zeldzaam is het om een bepaald spoor/sporenbeeld te vinden onder een bepaalde hypothese. In de onderhavige zaak is op de (linker en rechter) handschoen een DNA mengprofiel aangetroffen van minimaal drie personen; een hoofdprofiel van verdachte, met nevenkenmerken van het slachtoffer en minimaal één andere persoon.
Naar het oordeel van het hof heeft de verdediging onvoldoende naar voren gebracht wat de toegevoegde waarde is van aanvullend deskundigenonderzoek en welke specifieke vragen gesteld zouden moeten worden. Nu ook anderszins de noodzaak daartoe niet is gebleken, wordt het verzoek afgewezen.
8.
Een deskundige op het gebied van historische verkeersgegevens (aanbevolen wordt
drs. R.J.P. Van Bree, forensisch onderzoeker locatiebepaling, afdeling Technologie en Biometrie van het NFI):
De rechtbank heeft geoordeeld dat de verklaring van aangever [naam1] dat verdachte aanwezig is geweest op de plaats delict, steun vindt in de historische verkeersgegevens van de mobiele telefoon van cliënt. De verdediging heeft bij appelschriftuur de wens geuit om nader inzicht te verkrijgen in de bewijswaarde (het hof begrijpt: bewijskracht) van de historische verkeersgegevens en daarom het verzoek gedaan om een deskundige te horen over deze materie.
Hoewel het hof van oordeel is dat de noodzaak van dit onderzoek niet uit de onderbouwing van de verdediging blijkt, zal het hof dit verzoek toch toewijzen. Reden hiervoor is dat een soortgelijk verzoek in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 2] wél voldoende concreet is onderbouwd en door het hof wordt toegewezen. Nu er toch een deskundige op dit gebied wordt benoemd (bij voorkeur drs. R.J.P. van Bree van het Nederlands Forensisch Instituut) , wordt ook de verdediging in de onderhavige zaak in de gelegenheid gesteld vragen te stellen aan de deskundige. Dit zal op gelijke wijze plaatsvinden als de vraagstelling aan de geluidsdeskundige zoals bij punt 4 is overwogen, te weten door middel van schriftelijke vragen, in te dienen bij het kabinet van de raadsheer-commissaris, binnen 5 weken na dit arrest.
Ten slotte overweegt het hof dat de verdediging heeft verzocht om aan te mogen sluiten bij onderzoekswensen die in de zaken van medeverdachten zijn gedaan. Het hof wijst dit verzoek toe, in die zin dat voor zover er naar aanleiding van onderzoekswensen in andere zaken stukken aan het dossier worden toegevoegd, dit ook in de onderhavige zaak geschiedt, en dat voor zover er in andere zaken getuigen zullen worden gehoord, de raadsman in de gelegenheid wordt gesteld daarbij aanwezig te zijn. Zoals ter terechtzitting besproken, geldt in dat geval wel de kanttekening dat bij de planning van die verhoren geen rekening kan worden gehouden met de agenda van de raadsman maar staat het deze vrij om zich bij verhindering te laten vervangen.

BESLISSING

Het hof:
Heropent het onderzoek.
Stelt de stukken in handen van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof, teneinde een deskundige te benoemen die onderzoek kan verrichten naar de authenticiteit van de AVR-audiobestanden en de vraag of de bestanden gemanipuleerd zijn, alsmede een deskundige op het gebied van historische verkeersgegevens (aanbevolen wordt drs. R.J.P. Van Bree, forensisch onderzoeker locatiebepaling, afdeling Technologie en Biometrie van het NFI). De verdediging dient ten aanzien van beide deskundigen
binnen 5 weken na hedenschriftelijke vragen in te dienen bij het kabinet van de raadsheer-commissaris.
Bepaalt dat het onderzoek zal worden hervat tegen een nog nader te bepalen terechtzitting.
Beveelt de oproeping van de verdachte tegen het nog nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsman van verdachte en aan de benadeelde partijen.
Beveelt de oproeping van de getuige mr. [getuige1] (officier van justitie) tegen het nog nader te bepalen tijdstip.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. M. Aksu, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier,
en op 9 oktober 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.