ECLI:NL:GHARL:2020:8140

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 oktober 2020
Publicatiedatum
8 oktober 2020
Zaaknummer
21-002444-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake onderzoekswensen in hoger beroep tegen vonnis rechtbank Noord-Nederland

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 oktober 2020 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1988 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 23 april 2019. Tijdens de zitting op 25 september 2020 heeft de verdediging onderzoekswensen ingediend, waaronder het horen van getuigen en het benoemen van deskundigen. De advocaat-generaal heeft op deze verzoeken gereageerd, waarbij hij instemde met het horen van getuige [getuige3] en medeverdachte [getuige2/medeverdachte1]. Het hof heeft de verzoeken tot het horen van getuigen [getuige1] en [getuige3] toegewezen, omdat deze getuigen relevant zijn voor de verdediging. De verzoeken om deskundigen te benoemen en historische verkeersgegevens toe te voegen zijn afgewezen, omdat deze onvoldoende zijn onderbouwd. Het hof heeft besloten het onderzoek te heropenen en de stukken in handen te stellen van een raadsheer-commissaris voor het horen van de getuigen. De zaak zal worden hervat op een nog nader te bepalen datum.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002444-19
Uitspraak d.d.: 9 oktober 2020
TEGENSPRAAK
Tussenarrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 23 april 2019 met parketnummer 18-830028-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
domicilie kiezende ten kantore van zijn raadsman mr. U. Ural (Ripperdastraat 17, Postbus 34, 7500 AA Enschede).

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 25 september 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van hetgeen door de advocaat-generaal en door de verdachte en zijn raadsman, mr. U. Ural, naar voren is gebracht.
Onderzoekswensen
Bij appelschriftuur van 15 mei 2019 heeft de verdediging verzocht om het horen van drie getuigen, te weten:
1. [getuige1] ;
2. [getuige2/medeverdachte1] (medeverdachte);
3. [getuige3] .
Daarnaast heeft de verdediging het hof verzocht om een (aantal) deskundige(n) te benoemen, te weten:
4. S.M. Veldhuis, en G. de Jong (beiden werkzaam bij het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau), dan wel een andere deskundige op het gebied van stemvergelijkend onderzoek;
Ten slotte heeft de verdediging verzocht om het:
5. Toevoegen van de historische verkeersgegevens van de telefoon van verdachte een de beide telefoons van medeverdachte [medeverdachte2] .
Voornoemde onderzoekswensen zijn door de raadsman ter terechtzitting van het hof op 25 september 2020 mondeling toegelicht. Daarnaast is door hem te kennen gegeven dat de verdediging wenst aan te sluiten bij de onderzoekswensen in zaken van medeverdachten.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft met betrekking tot de onderzoekswensen van de verdediging op 3 september 2020 een schriftelijk standpunt ingediend. Overeenkomstig dit standpunt heeft de advocaat-generaal ter terechtzitting op 25 september 2020 geconcludeerd tot het toewijzen van het verzoek tot het horen van getuige [getuige3] omdat dit in het belang van de verdediging is. Anders dan in het schriftelijke standpunt heeft de advocaat-generaal ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij zich ook niet langer verzet tegen het horen van medeverdachte [getuige2/medeverdachte1] als getuige. Voor het overige heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot afwijzing van de verzoeken omdat deze niet in het belang van de verdediging zijn (verzoek 1), dan wel omdat de verzoeken onvoldoende zijn onderbouwd en/of de noodzaak daarvan niet is gebleken (verzoeken 4 en 5).
Daarnaast heeft de advocaat-generaal naar aanleiding van een verzoek in een zaak van een medeverdachte ter terechtzitting de toezegging gedaan dat alle raadslieden in staat worden gesteld de auditief opgenomen verhoren van [naam] , uit te luisteren en dat een woordelijke uitwerking daarvan aan het dossier wordt toegevoegd. Die toezegging geldt ook in de onderhavige zaak.
Ten slotte heeft de advocaat-generaal toegezegd een reclasseringsrapport omtrent verdachte op te laten maken.
Criterium
Het hof heeft het verzoek tot het horen van de onder 1 en 3 vermelde getuigen getoetst aan het criterium van het verdedigingsbelang nu de appelschriftuur tijdig is ingediend en deze getuigen niet eerder zijn gehoord. Medeverdachte [getuige2/medeverdachte1] is wel eerder als getuige gehoord bij de rechter-commissaris zodat het verzoek om hem te horen is getoetst aan de hand van het noodzakelijkheidscriterium. Dit geldt ook ten aanzien van de onder 4 en 5 vermelde verzoeken.
Oordeel hof
Het hof beslist als volgt op de onderzoekswensen van de verdediging.
1 en 3: getuigen [getuige1] en [getuige3] :
Het verzoek tot het horen van deze getuigen houdt verband met het feit dat gesprekken die met deze personen zijn gevoerd, voor het bewijs zijn gebruikt (bewijsmiddel 7-1 en 7-3). Het gaat onder meer om de vraag of er bij verdachte sprake was van zogenoemde daderwetenschap en om de uitleg van hetgeen tijdens die gesprekken is gezegd. Anders dan de advocaat-generaal acht het hof het zowel ten aanzien van [getuige1] als [getuige3] in het belang van de verdediging om deze getuigen te horen.
De getuigen zullen worden gehoord door een (gedelegeerd) raadsheer-commissaris. Ter terechtzitting van het hof hebben de advocaat-generaal en de raadsman verklaard daartegen geen bezwaar te hebben.
2. [getuige2/medeverdachte1]
De onderbouwing van dit verzoek sluit aan bij het verzoek om de hiervoor genoemde getuigen te horen. In het verlengde van het voorgaande wijst het hof ook dit verzoek - overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal - toe, met dien verstande dat het verhoor van [getuige2/medeverdachte1] bij de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting van het hof kan plaatsvinden.
4: S.M. Veldhuis en G. de Jong ((beiden werkzaam bij het Nationaal Forensisch
Onderzoeksbureau) dan wel een andere deskundige op het gebied van stemvergelijkend onderzoek;
De verdediging betwist de inhoud van een OVC-gesprek dat door de rechtbank voor het bewijs is gebruikt en de vaststelling dat de stem van verdachte op een spraakbericht hoorbaar is. In dat verband heeft de verdediging de wens geuit om twee deskundigen te benoemen die een stemvergelijkend onderzoek kunnen verrichten. Zij dienen antwoord te geven op de vraag (1) of de stem van verdachte hoorbaar is in het OVC-gesprek en (2) of hij de spraaktekst “dikke vette check” heeft ingesproken.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat dit verzoek dient te worden afgewezen nu het verzoek onvoldoende is gemotiveerd en de noodzaak van het onderzoek niet is gebleken. Daartoe is van belang dat de verdediging geen begin van aannemelijkheid heeft aangetoond dat er gebreken kleven aan het reeds uitgebrachte NFI-rapport (bevindingen spraakonderzoek) en de stemherkenning door verbalisanten. Het enkele feit dat verdachte ontkent dat hij daarop te horen is, maakt niet dat de noodzaak voor dat onderzoek aanwezig is.
5. Toevoegen van de historische verkeersgegevens van de telefoon van verdachte een de beide telefoons van medeverdachte [medeverdachte2] .
De verdediging heeft verzocht de historische verkeersgegevens en peilmastgegevens van zijn telefoon aan het dossier toe te voegen, nu aan de hand van dergelijke stukken kan worden vastgesteld waar verdachte ten tijde van bepaalde gesprekken/ berichtenverkeer geweest is, alsmede ten tijde van het ten laste gelegde feit. Daarnaast verzoekt de verdediging om de onderzoeksresultaten van beide telefoonnummers van medeverdachte [medeverdachte2] aan het dossier toe te voegen, omdat daaruit zou kunnen worden afgeleid of [medeverdachte2] inderdaad bij de woning van verdachte is gearriveerd om hem op te halen.
Het hof acht het niet noodzakelijk om de gevraagde onderzoeksgegevens aan het dossier toe te voegen. Overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal is van belang dat de telefoons van verdachte zelf op de avond van het ten laste gelegde feit geen activiteit laten zien en dat – gelet op de overige inhoud van het dossier - een alternatieve verklaring over waar hij dan geweest zou zijn, ontbreekt. Het verzoek is in die zin onvoldoende onderbouwd.
Ten slotte overweegt het hof dat de verdediging heeft verzocht om aan te mogen sluiten bij onderzoekswensen die in de zaken van medeverdachten zijn gedaan. Het hof wijst dit verzoek toe, in die zin dat voor zover er naar aanleiding van onderzoekswensen in andere zaken stukken aan het dossier worden toegevoegd, dit ook in de onderhavige zaak geschiedt, en dat voor zover er in andere zaken getuigen zullen worden gehoord, de raadsman in de gelegenheid wordt gesteld daarbij aanwezig te zijn. Zoals ter terechtzitting besproken, geldt in dat geval wel de kanttekening dat bij de planning van die verhoren geen rekening kan worden gehouden met de agenda van de raadsman. Voorts geldt dat in de zaken van medeverdachten [getuige2/medeverdachte1] , [medeverdachte3] en [medeverdachte2] het horen van officier van justitie mr. P.F. Hoekstra is toegewezen. Deze getuige zal bij de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting van het hof worden gehoord en de raadsman zal dan ook vragen mogen stellen.

BESLISSING

Het hof:
Heropent het onderzoek.
Stelt de stukken in handen van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof teneinde als getuigen te horen: [getuige1] (geboren [geboortedag] 1964 te [plaatsnaam] ) en [getuige3] (geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ).
Bepaalt dat het onderzoek zal worden hervat tegen een nog nader te bepalen terechtzitting.
Beveelt de oproeping van de getuige [getuige2/medeverdachte1] (medeverdachte) tegen het nog nader te bepalen tijdstip.
Beveelt de oproeping van de verdachte tegen het nog nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsman van verdachte en aan de benadeelde partij.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. M. Aksu, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier,
en op 9 oktober 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.