ECLI:NL:GHARL:2020:8136

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 oktober 2020
Publicatiedatum
8 oktober 2020
Zaaknummer
21-003836-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor een snelheidsovertreding met betrekking tot een verkeersboete en hechtenis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken van een snelheidsovertreding, maar de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld. De zaak betreft een snelheidsovertreding die plaatsvond op 19 december 2018 op de Rijksweg A27, waar de verdachte met een snelheid van ongeveer 161 kilometer per uur reed, terwijl de maximumsnelheid 120 kilometer per uur was. Het hof heeft het hoger beroep behandeld op de zitting van 24 september 2020 en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die vroeg om vernietiging van het vonnis van de kantonrechter en veroordeling van de verdachte tot een geldboete van € 460,- of 9 dagen hechtenis.

Het hof heeft vastgesteld dat het eerder ontbrekende ijkrapport van de gebruikte trajectsnelheidsmeter inmiddels in het dossier is gevoegd. De verdachte ontkende de snelheidsovertreding, maar het hof oordeelde dat de waarnemingen van de verbalisant, die de snelheid had gemeten, betrouwbaar waren. Het hof heeft de eerdere vrijspraak van de kantonrechter vernietigd en het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 460,- en, voor het geval van niet-betaling, tot 9 dagen hechtenis.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de ernst van de snelheidsovertreding en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003836-19
Uitspraak d.d.: 8 oktober 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden Nederland van 1 juli 2019 met parketnummer 96-076317-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 september 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die strekt tot vernietiging van het vonnis van de kantonrechter en veroordeling van verdachte ter zake het tenlastegelegde tot een geldboete van € 460,- te vervangen door 9 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De kantonrechter heeft verdachte vrijgesproken.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 19 december 2018, te [geboorteplaats] als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A27, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 120 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid van ongeveer 161 kilometer per uur, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid met meer dan 40 kilometer per uur heeft overschreden;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De kantonrechter heeft verdachte vrijgesproken omdat – kort weergegeven – een ijkrapport met betrekking tot de gebruikte trajectsnelheidsmeter ontbrak. Inmiddels is dit ijkrapport in het dossier gevoegd.
Verdachte heeft stellig ontkend zich aan het tenlastegelegde te hebben schuldig gemaakt. Hoewel hij wel enigszins te hard reed, is er van een overschrijding van de maximumsnelheid met 41 kilometer per uur geen sprake geweest, aldus verdachte. Hij wijst erop dat op de videobeelden die verdachte na de staandehouding werden getoond, een dergelijke overschrijding ook niet was te zien.
Het hof constateert dat verbalisant [verbalisant] , hoofdagent bij de politie Utrecht, team Verkeer, in een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van 24 januari 2019 heeft verklaard dat hij op 19 december 2018 met behulp van een mobiele trajectsnelheidsmeter heeft geconstateerd dat verdachte op de A27 te [geboorteplaats] reed met een (gecorrigeerde) snelheid van 161 kilometer per uur. De meting werd uitgevoerd met een voor de meting getest, goedgekeurd en op de voorgeschreven wijze gebruikt meetmiddel. Ter plaatse gold een met bebording aangeduide maximumsnelheid van 120 kilometer per uur. Een in hoger beroep overgelegd ijkrapport van het NMi toont aan dat het meetmiddel bij een onderzoek op 15 april 2018 bleek te voldoen aan de Concept voorschriften meetmiddelen politie.
Het hof ziet in wat verdachte heeft aangevoerd geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de waarnemingen van de verbalisant zoals neergelegd in het ambtsedige proces-verbaal. Op basis hiervan is het hof van oordeel dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 december 2018 te [geboorteplaats] als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A27, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 120 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid van ongeveer 161 kilometer per uur.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van het bepaalde bij artikel 62, bord A1 van bijlage I, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een forse overschrijding van de maximumsnelheid. Het is algemeen bekend dat het niet naleven van de snelheidslimiet het risico op ongevallen alsmede de potentiële gevolgen daarvan vergroot. Dit brengt mee dat oplegging van een straf voor dit feit op zijn plaats is.
Het hof heeft bij de bepaling van de straf in aanmerking genomen dat uit het uittreksel uit de justitiële documentatie niet blijkt van recidive. Alles afwegend acht het hof passend en geboden verdachte te veroordelen tot een geldboete van € 460,-, gelijk aan de geldboete die verdachte in eerste instantie bij strafbeschikking is opgelegd en in hoger beroep ook is geëist. Voor het geval de geldboete niet wordt voldaan, stelt het hof de vervangende hechtenis vast op 9 dagen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 62 en 92 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en artikel 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 460,00 (vierhonderdzestig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
9 (negen) dagen hechtenis.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 10 januari 2019 onder CJIB-nummer 2132542003463272.
Aldus gewezen door
mr. L.G. Wijma, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. W.M. van Schuijlenburg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.C. Huizenga, griffier,
en op 8 oktober 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.