ECLI:NL:GHARL:2020:8132

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 oktober 2020
Publicatiedatum
8 oktober 2020
Zaaknummer
21-004213-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling met gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1988 en wonende in [woonplaats], was eerder veroordeeld voor poging tot zware mishandeling van een medegedetineerde, gepleegd op 18 november 2016. De rechtbank had de verdachte destijds veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer meermalen met kracht op het hoofd heeft geslagen, waardoor diens tandprothese en bril zijn gebroken. Het hof heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als betrouwbaar beoordeeld en heeft geconcludeerd dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte is vrijgesproken van het onderdeel 'met voorbedachten rade' en van medeplegen, maar is wel schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling. De straf is vastgesteld op acht maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004213-17
Uitspraak d.d.: 8 oktober 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 18 juli 2017 met parketnummer 16-660404-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 september 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde, inhoudende het medeplegen van poging tot zware mishandeling, tot een gevangenisstraf van twaalf maanden met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal vordert vrijspraak ten aanzien van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. D. Nieuwenhuis, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij voornoemd vonnis, ter zake van het primair tenlastegelegde, inhoudende het medeplegen van poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade, veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden met aftrek van voorarrest.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primairhij op of omstreeks 18 november 2016 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij] (op dat moment een medegedetineerde van verdachte) opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- die [benadeelde partij] bij zijn kleding heeft gepakt en zijn cel in heeft getrokken en/of
- die [benadeelde partij] bij zijn hoofd heeft vastgepakt en/of
- meerdere malen met kracht op het gezicht, althans op het hoofd heeft geslagen/gestompt (waardoor de tandprothese/het kunstgebit en de bril van die [benadeelde partij] gebroken is) en/of
- op de rug, althans op het lichaam van die [benadeelde partij] heeft geslagen/gestompt en/of
- meerdere malen met kracht tegen het lichaam van die [benadeelde partij] heeft/hebben geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
subsidiairhij op of omstreeks 18 november 2016 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen met voorbedachten rade [benadeelde partij] heeft mishandeld door
- die [benadeelde partij] bij zijn hoofd vast te pakken en/of
- meerdere malen met kracht op het gezicht, althans op het hoofd te slaan/stompen (waardoor de tandprothese/het kunstgebit en de bril van die [benadeelde partij] gebroken is) en/of
- op de rug, althans op het lichaam van die [benadeelde partij] te slaan/stompen en/of
- meerdere malen met kracht tegen het lichaam van die [benadeelde partij] te schoppen/trappen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging ten aanzien van het primair tenlastegelegde

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde, inhoudende het medeplegen van poging tot zware mishandeling, met uitzondering van het bestanddeel ‘met voorbedachten rade’.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde, nu verdachte ontkent dat hij degene is geweest die het slachtoffer heeft mishandeld. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte is uitgegaan van hetgeen het slachtoffer [benadeelde partij] stelt te hebben gezien van het mishandelen van verdachte. In dat kader twijfelt de verdediging aan de betrouwbaarheid van afgelegde verklaringen van het slachtoffer bij de politie en later bij de rechter-commissaris. Daarbij heeft de verdediging ook gewezen op de resultaten van het onderzoek aan de trainingsbroek, de schoenen en de veters van verdachte, welke resultaten, volgens de verdediging, niets zeggen over hoe het bloed daarop terecht is gekomen. Niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld of dat aangetroffen bloedspoor een daderspoor betreft. Er zou volgens de verdediging sprake zijn van secundaire overdracht.
De verdediging heeft subsidiair aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, nu verdachtes opzet niet gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Meer subsidiair stelt de verdediging dat niet tot een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘met voorbedachten rade’ kan worden gekomen.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het verweer van de verdediging strekkende tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende. [1]
Aangever [benadeelde partij] heeft op 20 november 2016, omstreeks 11:00 uur, in het ziekenhuis aangifte gedaan tegen verdachte van zware mishandeling, gepleegd op 18 november 2016 in cel 18 van afdeling C in de PI in [woonplaats] . Volgens [benadeelde partij] is hij mishandeld door twee medegedetineerden die hij meteen herkende als [medeverdachte] en [verdachte] . [2] Hij is in het ziekenhuis wakker geworden. Hij weet nog dat hij terugliep naar zijn cel en dat hij meteen in zijn cel werd getrokken door twee mannen. Hij werd meteen vastgepakt. Ze trokken hem naar voren want ze wilden de deur dicht doen. Verdachte stond bij het toilet. Toen ging het licht uit. Hij kreeg meteen een klap aan de voorzijde van zijn gezicht. Verdachte kwam van achteren en sloeg hem van achteren. Hierdoor viel hij op het bed. Verdachte bleef maar op het hoofd slaan. Hij bleef hem frontaal op zijn gezicht slaan met zijn vuist waardoor de tandprothese naar binnen toe gebroken is. Later in het ziekenhuis hebben ze onderdelen van deze prothese uit zijn keel gehaald. Op de vraag waar hij allemaal geraakt is vertelt hij dat hij in zijn gezicht, achterop zijn hoofd en op zijn rug is geslagen. Hij bloedde hevig en is toen vanuit cel 18 naar cel 23 van medegedetineerde [betrokkene1] gelopen. [3]
Uit het verslag van AMC traumachirurgie blijkt dat aangever letsel naar aanleiding van het incident heeft opgelopen dat bestaat uit multipele hematomen (bloeduitstortingen) in het aangezicht en post-auriculair (achter het oor). Het kunstgebit is gebroken, waarbij één helft niet terug gevonden is. Er was sprake van een delenzwelling ter plaatse van de linker bovenkaak/mondholte en bullae (zwellingen) aan beide kanten van het aangezicht, aldus R. Detering, Arts-assistent Chirurgie. [4]
Uit een proces-verbaal van sporenonderzoek in de cel van het slachtoffer (nummer 18) blijkt dat onder meer een gebroken bril, een brilglas en een afgebroken pootje van een bril worden aangetroffen. Op de vloer en het matras lagen meerdere bloedspatten en daartussen lag een afgebroken deel van een kunstgebit. [5]
Getuige [getuige1] , verpleegkundige in de PI [woonplaats] , die binnen een paar minuten, omstreeks 07:42 uur, ter plaatse is in cel 23, heeft op 18 november 2016, in een proces-verbaal van verhoor getuige gerelateerd dat het slachtoffer op het bed lag in cel 23. Het slachtoffer had zijn ogen dicht en reageerde niet op aanroepen. Op pijnprikkels reageerde hij. [getuige1] stond op dat moment naast het bed van het slachtoffer toen hij hoorde dat iemand in de deuropening van de cel kwam staan. Dit bleek het afdelingshoofd [betrokkene2] te zijn. [betrokkene2] vroeg aan het slachtoffer: 'Meneer [benadeelde partij] wie heeft dit bij jou gedaan?' Getuige [getuige1] zag vervolgens dat het slachtoffer een klein stukje overeind kwam en zei: ' [medeverdachte] en [verdachte] '. Het slachtoffer ging daarna weer achterover liggen in het bed. [6] Het slachtoffer had bij zijn rechteroog een snee en een bloeduitstorting, bij zijn linkeroog een verwonding, achter zijn oor een snee en een bloeduitstorting en op zijn hoofd twee bulten. Zijn bovenlip was gezwollen en gespleten. De onderzijde van zijn mond was inwendig bebloed en zijn tandvlees was kapot. Zijn kunstgebit lag in twee delen in zijn mond. Het slachtoffer begon ongecontroleerd te trillen. [7]
Ook getuige [getuige2] , inrichtingswerker van afdeling C in de PI [woonplaats] , heeft verteld wat hij gezien heeft toen hij het slachtoffer aantrof in cel 23 van [betrokkene1] . [getuige2] vroeg aan het slachtoffer wat er gebeurd was. Hij hoorde het slachtoffer zeggen: ' [verdachte] en [medeverdachte] '. [8]
Verdachte heeft bij de politie steeds verklaard dat hij niets heeft gedaan. Hij heeft zich bij inhoudelijke vragen steeds beroepen op zijn zwijgrecht en gezegd dat als hij iets zou weten dat hij het niet gaat zeggen. [9]
Onder verdachte zijn een trainingsbroek, schoenen zonder veters en gele veters passend bij de schoenen, waar bloedsporen op zaten, in beslaggenomen. [10]
Getuige [getuige1] heeft op 18 april 2017 bij de rechter-commissaris op de vraag van de rechter-commissaris geantwoord, dat het slachtoffer de namen van de betrokken verdachten aan hem heeft genoemd. [11] Ook getuige [getuige2] heeft op 18 april 2017 bij de rechter-commissaris op de vraag van de rechter-commissaris geantwoord dat het slachtoffer aan hem de namen van de betrokken verdachten heeft verteld. [12] Aangever heeft op 22 november 2017 bij de rechter-commissaris herhaald, dat hij zeker weet dat hij door twee personen is aangevallen en dat één van hen verdachte is. [13] Zijn bril is van zijn gezicht geslagen en vervolgens is tegen hem aan getrapt. [14]
Ter terechtzitting bij de rechtbank heeft verdachte verklaard dat hij bij de cellen stond toen [benadeelde partij] van cel 18 naar cel 23 liep. [15]
De onder verdachte in beslag genomen trainingsbroek, schoenen en veters van verdachte zijn op 19 januari 2017 onderzocht en daaruit blijkt dat er bloedsporen zijn aangetroffen. De bloedsporen zaten op de rechterbroekspijp van de trainingsbroek, op de rechterschoen en op één veter. Door het NFI is van het DNA in de bemonstering van deze bloedsporen een enkelvoudig DNA-profiel verkregen dat matcht met het DNA van aangever [benadeelde partij] , waarbij de kans dat een willekeurig gekozen andere persoon hetzelfde DNA-profiel heeft kleiner is dan één op één miljard. [16]
Conclusie
Het hof ziet zich in de eerste plaats voor de vraag gesteld of verdachte het slachtoffer heeft mishandeld, hetgeen verdachte steeds heeft ontkend.
Betrouwbaarheid verklaringen aangever
Voor zover de raadsman heeft willen bepleiten dat de verklaringen van het slachtoffer bij de politie en bij de rechter-commissaris niet betrouwbaar zijn, verwerpt het hof dit verweer. Het hof ziet geen reden om aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen te twijfelen, nu aangever direct na het incident tegen getuigen [getuige1] en [getuige2] heeft verklaard dat het verdachte was die tegen hem geweld had toegepast die dit bovendien bevestigen.
Hetgeen de verdediging heeft aangedragen ter onderbouwing van de stelling dat de verklaring van aangever opmerkelijkheden bevat en niet op alle punten overeenstemt met de overige verklaringen in het dossier, acht het hof niet zodanig zwaarwegend dat daaruit zou moeten worden geconcludeerd dat zijn verklaring niet betrouwbaar is. Het hof begrijpt het zo dat de verschillende getuigen niet de daadwerkelijke mishandeling in cel 18 hebben gezien. Het hof merkt daarbij ten overvloede nog op dat het hof geenszins is gebleken dat de getuigen [getuige1] en [getuige2] belang kunnen hebben gehad bij het afleggen van een onjuiste verklaring.
Aangever heeft gedurende het opsporingsonderzoek meerdere verklaringen afgelegd. Reeds in zijn eerste verklaring tegenover de politie van kort na het incident heeft hij verklaard dat hij duidelijk heeft gezien dat hij door verdachte op en tegen zijn hoofd werd geslagen. Tijdens het verhoor bij de politie en ten overstaan van de rechter-commissaris heeft aangever daarna deze verklaring in grote lijnen bevestigd en nog toegevoegd dat verdachte hem naar het bed geslagen heeft en dat hij bleef doortrappen. Deze verklaringen zijn in de kern consistent en het slachtoffer is ook nadat het incident heeft plaatsgevonden niet teruggekomen op zijn eerdere verklaring. Daarbij komt dat de verklaring van aangever wordt ondersteund door de getuigenverklaringen, de letselverklaring en de resultaten van het forensisch onderzoek naar de trainingsbroek, schoenen en veters van verdachte. De bloedsporen zijn aangetroffen op de bovenzijde van de rechterbroekspijp van de trainingsbroek, de rechterschoen van verdachte, en op een veter, hetgeen ondersteunt dat verdachte in aanraking is gekomen met het slachtoffer, dat helemaal onder het bloed zat.
Aangetroffen bloedspoor
Volgens de verdediging is het goed denkbaar dat verdachte op een later moment dan tijdens het geweldsincident zelf door het bloed van aangever is gelopen, nu er veel bloed van hem op de grond lag en omdat hij vlakbij de plek stond waar [benadeelde partij] langs is gelopen op weg naar cel 23. Verdachte heeft echter niet verklaard op welke wijze het bloed op zijn trainingsbroek, veters en rechterschoen terecht heeft kunnen komen toen hij daar stond. Verdachte geeft aldus geen aannemelijke verklaring voor het aantreffen van het bloed van het slachtoffer op zijn trainingsbroek, rechter schoen en veter.
Indien verdachte pas na het incident zijn schoenen zou hebben aangetrokken, en hij nadien door het bloedspoor is gelopen waar aangever van cel 18 naar 23 naar toe is gelopen, zoals de verdediging heeft gesteld, dan zou het voor de hand hebben gelegen dat het bloed onder de schoenen van verdachte zou zijn aangetroffen en niet op de bovenzijde van de rechterbroekspijp van zijn trainingsbroek, rechterschoen en veter. De verklaring van verdachte over de alternatieve toedracht wordt dan ook als niet-aannemelijk terzijde geschoven.
Het hof komt dan ook tot de conclusie dat verdachte het slachtoffer meermalen met kracht op zijn gezicht en tegen zijn achterhoofd heeft geslagen, waardoor de tandprothese/het kunstgebit en zijn bril zijn gebroken en dat verdachte het slachtoffer vervolgens, terwijl deze op de grond viel en vervolgens op het bed belande, meerdere malen met geschoeide voet met kracht tegen zijn het lichaam heeft getrapt.
Voorwaardelijk opzet
Vervolgens dient het hof te beoordelen of er sprake was van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Het is een feit van algemene bekendheid dat delen van het hoofd dusdanig kwetsbaar zijn dat, indien daar meermalen met gebalde vuisten met kracht tegenaan wordt geslagen, de aanmerkelijke kans bestaat dat dit zwaar lichamelijk letsel van het slachtoffer tot gevolg kan hebben. Nu dit een feit van algemene bekendheid betreft moet ook verdachte geacht worden daarvan op de hoogte te zijn geweest. Door niettemin naast het slaan tegen het lichaam van aangever een aanzienlijk aantal malen met kracht en met gebalde vuisten tegen het hoofd van het slachtoffer te slaan, terwijl hij op dat moment op de grond viel en vervolgens op bed belandde en zich op geen enkele manier kon verweren, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Er is geen sprake van contra-indicaties. Bij verdachte was dus sprake van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer.
Vrijspraak voorbedachte raad
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Van dat onderdeel van de tenlastelegging zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Vrijspraak medeplegen
Het hof is van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] niet is komen vast te staan. Daarom zal verdachte hiervan dan ook worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 november 2016 te [woonplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij] (op dat moment een medegedetineerde van verdachte) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- die [benadeelde partij] meerdere malen met kracht op het hoofd heeft geslagen (waardoor de tandprothese/het kunstgebit en de bril van die [benadeelde partij] gebroken zijn) en
- op de rug van die [benadeelde partij] heeft geslagen en
- meerdere malen met kracht tegen het lichaam van die [benadeelde partij] heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
Mocht het hof komen tot oplegging van een straf en/of maatregel, dan verzoekt de verdediging in strafmatigende zin rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM).
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich op 18 november 2016 als pleger schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van een medegedetineerde door hem meermalen met kracht op het hoofd te slaan, waardoor de tandprothese/het kunstgebit en de bril van het slachtoffer gebroken zijn. Daarnaast heeft verdachte het slachtoffer geslagen op zijn rug en hem meermalen met kracht tegen het lichaam geschopt.
Door zo te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en hem pijn en letsel toegebracht. Aldus is een voor hem angstaanjagende situatie geschapen op een plek, in zijn cel, waar hij zich juist bij uitstek veilig zou moeten voelen. Dit rekent het hof de verdachte ernstig aan.
Het hof constateert dat het feit bijna vier jaren geleden is gepleegd. Er is daarmee echter geen sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM).
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 augustus 2020 blijkt ten nadele van verdachte dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake geweldsfeiten. Daarnaast is verdachte meermaals onherroepelijk veroordeeld voor andere strafbare feiten.
Voor wat betreft de persoonlijke omstandigheden van verdachte neemt het hof in aanmerking de in het dossier bevindende reclasseringsadviezen en al hetgeen de verdediging ter terechtzitting naar voren heeft gebracht.
Alles in overweging nemende, is het hof van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. L.J. Hofstra, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.G. Veenstra, griffier,
en op 8 oktober 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. W. Foppen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier, dossiernummer PL0900-2016357380, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van verhoor aangever, d.d. 20 november 2016, pagina 501 e.v.
3.Het proces-verbaal van verhoor aangever, d.d. 20 november 2016, pagina 503-504.
4.Verslag van AMC Traumachirurgie d.d. 22 november 2016, pagina 640-641.
5.Het proces-verbaal van sporenonderzoek, pagina 646.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 523-524.
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 524.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 595.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 117.
10.Het proces-verbaal van sporenonderzoek, pagina 660.
11.Verklaring getuige [getuige1] bij de rechter-commissaris, pagina 2.
12.Verklaring getuige [getuige2] bij de rechter-commissaris, pagina 3.
13.Verklaring aangever bij de rechter-commissaris, pagina 2.
14.Verklaring aangever bij de rechter-commissaris, pagina 4.
15.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 4 juli 2017.
16.Het Rapport NFI, los nagekomen in dossier.