In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1966, werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling van zijn zoon, waarbij hij op 21 maart 2019 in [woonplaats] met een bord tegen het hoofd van zijn zoon sloeg. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van honderdtwintig uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen. De verdachte werd als strafbaar verklaard, maar het hof hield rekening met zijn persoonlijke omstandigheden en besloot tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaren. Het hof benadrukte de ernst van het feit, maar ook de inspanningen van de verdachte om het vertrouwen van zijn zoon te herstellen en zijn financiële problemen aan te pakken. De beslissing is genomen in overeenstemming met de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.