ECLI:NL:GHARL:2020:8131

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 oktober 2020
Publicatiedatum
8 oktober 2020
Zaaknummer
21-005863-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling met voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1966, werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling van zijn zoon, waarbij hij op 21 maart 2019 in [woonplaats] met een bord tegen het hoofd van zijn zoon sloeg. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van honderdtwintig uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen. De verdachte werd als strafbaar verklaard, maar het hof hield rekening met zijn persoonlijke omstandigheden en besloot tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaren. Het hof benadrukte de ernst van het feit, maar ook de inspanningen van de verdachte om het vertrouwen van zijn zoon te herstellen en zijn financiële problemen aan te pakken. De beslissing is genomen in overeenstemming met de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005863-19
Uitspraak d.d.: 8 oktober 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 1 november 2019 met parketnummer 18-096045-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 september 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde tot een taakstraf van honderdtwintig uren, subsidiair zestig dagen hechtenis, alsmede met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. K.E. Wielenga, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 1 november 2019, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde, te weten poging tot zware mishandeling, veroordeeld tot een taakstraf van honderdtwintig uren, subsidiair zestig dagen hechtenis, alsmede een voorwaardelijk gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primairhij op of omstreeks 21 maart 2019 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet die [benadeelde partij] met een bord, althans een hard voorwerp tegen het oor, althans het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
subsidiairhij op of omstreeks 21 maart 2019 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] , zijn kind, [benadeelde partij] , heeft mishandeld door die [benadeelde partij] met een bord, althans een hard voorwerp tegen het oor, althans het hoofd te slaan.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 maart te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde partij] met een bord tegen het oor heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 21 maart 2019 schuldig gemaakt aan huiselijk geweld, te weten een poging tot zware mishandeling van zijn zoon door deze met een hard (ontbijt)bord, tegen het oor te slaan. Hierdoor heeft zijn zoon pijn en letsel opgelopen. Daarmee heeft verdachte niet alleen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn zoon, maar ook het vertrouwen beschaamd dat een zoon in zijn vader mag hebben.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 25 augustus 2020 is hij niet eerder veroordeeld wegens het plegen van soortgelijke strafbare feiten.
Het hof is van oordeel dat de ernst van het feit in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke (taak-) straf rechtvaardigt. Het hof houdt echter rekening met de aangevoerde persoonlijke omstandigheden van verdachte. Ter terechtzitting van het hof is verdachte naar voren gekomen als een hardwerkende man die zijn best doet om het vertrouwen van zijn zoon te herstellen en om uit de financiële problemen te komen. Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte reden om bij de strafoplegging te volstaan met een forse waarschuwing. Daarmee wordt enerzijds recht gedaan aan de ernst van het feit, maar wordt verdachte anderzijds niet belemmerd in zijn streven om van zijn schulden af te komen.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. L.J. Hofstra, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. A.J. Rietveld, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.G. Veenstra, griffier,
en op 8 oktober 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. W. Foppen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.