In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een mentor voor betrokkene, die als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand niet in staat is zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen. De kantonrechter had eerder op 11 januari 2019 de bewindvoerder benoemd tot mentor. Betrokkene, geboren in 1934 in de voormalige Sovjet-Unie, heeft in hoger beroep drie grieven ingediend tegen deze beschikking. Hij betwist dat hij niet in staat is om zijn belangen zelf te behartigen en heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder een verklaring van zijn huisarts.
Het hof heeft vastgesteld dat de bewindvoerder zijn taak niet naar behoren uitvoert en dat betrokkene hulp en ondersteuning ontvangt van een hulpverlener die hem in zijn eigen taal kan bijstaan. De geriater heeft in een update-brief van 28 juli 2020 geconcludeerd dat betrokkene lijdt aan matig ernstige dementie, waarschijnlijk met een mengbeeld van (vasculaire) Alzheimer. Het hof oordeelt dat de update-brief voldoende bewijs levert dat betrokkene niet in staat is zijn belangen zelf te behartigen.
Uiteindelijk heeft het hof de grieven van betrokkene verworpen en de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd. Het verzoek van de bewindvoerder om betrokkene te veroordelen in de kosten van de procedure is afgewezen, waarbij het hof opmerkt dat betrokkene het recht heeft zijn zaak aan een hogere rechter voor te leggen. De kosten van het geding in hoger beroep worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.