Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
deexecuteur, meegedeeld dat uit gegevens van de belastingdienst blijkt dat er op 31 december 2009 een bedrag was aan spaartegoeden van erflaatster van € 237.507,-, en per overlijdensdatum
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
nahet overlijden van de erflater ingetreden omstandigheden. Doordat bedragen zijn geschonken die niet onder een vrijstelling vallen wordt over die schenkingen belasting geheven. Dat is algemeen bekend en daarmee moet ook erflaatster ten tijde van de schenkingen bekend worden geacht. Dat de schenker hoofdelijk aansprakelijk is voor de schenkbelasting verschuldigd door de begiftigde staat in de wet (artikel 46 lid 3 Invorderingswet 1990). De aanslagen voor het recht van schenking en de schenkbelasting zijn pas opgelegd na het overlijden van erflaatster, maar dat doet niet eraan af dat de schenkingen en het ontstaan van de fiscale verplichtingen van vóór het overlijden van erflaatster dateren. Artikel 4:123 BW vindt hier geen toepassing bij gebreke van daarvoor relevante omstandigheden van na het overlijden van erflaatster.