In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] LTD tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin een naheffingsaanslag omzetbelasting over de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 maart 2015 werd opgelegd. De rechtbank had de uitspraak van de inspecteur vernietigd en de naheffingsaanslag verminderd. De inspecteur had eerder een naheffingsaanslag van € 18.289 opgelegd, waarbij een omzetcorrectie van € 6.700 in geschil was. Belanghebbende, die een koeriersbedrijf exploiteert, betwistte dat dit bedrag in de omzet van 2013 moest worden meegenomen, omdat het zou gaan om een voorschot dat deels betrekking had op een niet aan belanghebbende gelieerde onderneming.
Tijdens de zitting op 22 september 2020, die via beeldbellen plaatsvond, werd het standpunt van belanghebbende besproken. Het hof oordeelde dat de omzetcorrectie van € 6.700 terecht was opgelegd, omdat belanghebbende niet had kunnen onderbouwen dat een deel van de omzet niet bij haar thuishoorde. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 6 oktober 2020.