ECLI:NL:GHARL:2020:7785

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 september 2020
Publicatiedatum
29 september 2020
Zaaknummer
200.276.440
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Curatele en ondercuratelestelling als meest passende voorziening in het kader van geestelijke en lichamelijke toestand

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondercuratelestelling van betrokkene, die in eerste aanleg door de kantonrechter was uitgesproken. Betrokkene, geboren in 1972 en sinds 2014 weduwe, had verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en stelde dat de ondercuratelestelling een te vergaande maatregel was. Ze had haar leven weer op orde gebracht na een moeilijke periode en vond dat ze zonder ondercuratelestelling kon functioneren. De curator daarentegen stelde dat betrokkene door haar geestelijke en lichamelijke toestand niet in staat was om haar belangen zelf te behartigen en dat externe sturing noodzakelijk was.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder het psychologisch onderzoek dat aantoont dat betrokkene functioneert op een zeer laag niveau en veel externe begeleiding nodig heeft. Het hof concludeert dat de ondercuratelestelling de meest passende voorziening is, omdat betrokkene niet in staat is om de gevolgen van haar daden te overzien en daardoor kwetsbaar is voor misbruik. De beslissing van de kantonrechter om betrokkene onder curatele te stellen, werd bekrachtigd, waarbij het hof benadrukte dat een minder ingrijpende maatregel zoals onderbewindstelling niet voldoende bescherming zou bieden.

De uitspraak benadrukt het belang van het zelfbeschikkingsrecht van betrokkene, maar ook de noodzaak van bescherming in situaties waarin iemand niet in staat is om adequaat voor zichzelf te zorgen. Het hof heeft de grieven van betrokkene verworpen en de beschikking van de kantonrechter bevestigd, waarmee de ondercuratelestelling werd gehandhaafd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.276.440
(zaaknummer rechtbank Gelderland 7653898)
beschikking van 29 september 2020
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. K.E. Vaartjes-de Wit te Arnhem.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[B] B.V.,
gevestigd te [C] ,
verder te noemen: [B] ,
en
[D] B.V.,
gevestigd te [E] ,
verder ook te noemen: de curator,
en
[F],
gevestigd te [A] ,
in haar hoedanigheid van mentor en bewindvoerder van
[G] ,
wonende te [H] ,
verder te noemen: de dochter van betrokkene.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, sector kanton, team bewind en erfrecht, locatie Arnhem) van
30 december 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 26 maart 2020;
- een brief van de [F] van 20 augustus 2020.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 15 september 2020 plaatsgevonden. Betrokkene is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Voorts zijn verschenen [I] en [J] namens [D] B.V. en de heer [K] , ambulant begeleider, van [L] .

3.De feiten

3.1
Betrokkene is geboren [in] 1972 te [M] . Zij is sinds 2014 weduwe.
3.2
Betrokkene is tijdelijk op grond van een dienstverleningsovereenkomst begeleid gaan wonen bij [B] . Zij heeft per 1 december 2019 deze dienstverleningsovereenkomst beëindigd en is naar haar eigen woning teruggegaan.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 4 april 2019, heeft [B] verzocht betrokkene onder curatele te stellen en [D] B.V. tot curator te benoemen.
4.2
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter betrokkene wegens haar geestelijke of lichamelijke toestand onder curatele gesteld en [D] B.V. tot curator benoemd, de jaarbeloning van de curator vastgesteld overeenkomstig artikel 2 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, de beloning van de curator voor de aanvangswerkzaamheden vastgesteld op een bedrag van € 959,-, exclusief BTW, bepaald dat de uitspraak door de griffier zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant en dat de curator uiterlijk 30 september 2024 middels het daarvoor bestemde formulier de vijfjaarlijkse evaluatie moet indienen.
4.3
Betrokkene is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van
30 december 2019. Betrokkene verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen.
Uit de toelichting ter mondelinge behandeling begrijpt het hof dat betrokkene bedoelt het verzoek tot ondercuratelestelling alsnog af te wijzen en subsidiair de ondercuratelestelling om te zetten in een onderbewindstelling.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:378 lid 1 sub a en artikel 1:379 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek kan een meerderjarige onder andere op verzoek van de instelling waar de betrokkene wordt verzorgd door de kantonrechter onder curatele worden gesteld, wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. gewoonte van drank- of drugsmisbruik,
en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
5.2
Betrokkene stelt dat de ondercuratelestelling een te ver gaande beschermingsmaatregel is. Zij overziet de gevolgen van haar handelen en heeft geen bescherming nodig voor haar persoonlijke belangen en kan deze goed zelf behartigen. Zij heeft weliswaar na het overlijden van haar man een lastige periode doorgemaakt waarin zijde weg is kwijtgeraakt en heeft zich in die periode ingelaten met verkeerde mensen die misbruik van haar hebben gemaakt, maar nu heeft zij haar leven weer op orde gebracht. Zij heeft aan zichzelf gewerkt en de zorggroep op eigen initiatief op 1 december 2019 verlaten en is teruggekeerd naar haar woning. Omdat door de wietplantage in haar woning schulden waren ontstaan heeft zij noodgedwongen haar koopwoning verkocht. Met de opbrengst kon zij haar schulden aflossen en een nieuw begin maken. Betrokkene heeft na aflossing van haar schulden ongeveer € 200.000,- op haar bankrekening staan. Zij heeft zelf hulpverlening benaderd en ontvangt thans ambulante begeleiding van [L] (de heer [K] ). Zij is met de juiste begeleiding in staat de juiste keuzes te maken. Een minder verstrekkende voorziening zoals het inzetten van ambulante begeleiding zal voldoende zijn om haar juiste keuzes te laten maken. Zij heeft veel vertrouwen in haar ambulante begeleider in tegenstelling tot de curator waarmee zij ieder contact weigert. Indien het hof van mening is dat toch een verderstrekkende maatregel noodzakelijk is zou haar vermogen onder bewind gesteld kunnen worden.
5.3
De curator heeft ter mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat het belangrijk is dat de ondercuratelestelling er is omdat de curator ziet dat betrokkene door haar beperking iemand nodig heeft die met haar mee kijkt en voor haar optreedt als contactpersoon. Sommige besluiten zijn voor haar moeilijk te nemen. Het is nu nog te vroeg om zonder ondercuratelestelling te kunnen. Mogelijk als de situatie gestabiliseerd is, kan onderzocht worden of een onderbewindstelling en/of mentorschap volstaat. De geschiedenis leert dat zodra de curator uit beeld is betrokkene hulp zoekt met mensen die niet betrouwbaar zijn. De curator onderschrijft het belang met betrokkene samen te werken.
5.4
Het hof overweegt dat bij de beoordeling van een verzoek als het onderhavige uitgangspunt dient te zijn het zelfbeschikkingsrecht van betrokkene. Daaruit volgt dat een beschermende maatregel niet verder dient in te grijpen dan strikt noodzakelijk is. De wet bevat in dit verband verschillende instrumenten voor bescherming van natuurlijke personen (en het maatschappelijk verkeer), waarvan curatele de meest ver strekkende is. Indien een minder ver strekkende maatregel voldoende bescherming biedt, dient de rechter daarmee in beginsel te volstaan.
5.5
In dit geval acht het hof voldoende onderbouwd dat betrokkene als gevolg van haar geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is haar belangen behoorlijk waar te nemen. Uit het bij het inleidend verzoekschrift gevoegde verslag van het psychologisch onderzoek van november 2018 van [N] blijkt dat betrokkene functioneert op een zeer laag niveau en is gediagnosticeerd met een IQ van 56. Zij functioneert hierdoor op het niveau van een 5 of 6 jarige. Betrokkene heeft veel externe sturing nodig. Zonder deze externe sturing is de kans groot dat zij zichzelf en haar omgeving verwaarloost en in situaties terecht komt waarin van haar misbruik wordt gemaakt. Betrokkene is goedgelovig en overziet de gevolgen van haar daden niet. Voor haar is het moeilijk om instructies die uit meerdere delen bestaan te onthouden en lezen en schrijven gaan haar moeilijk af. Zij vindt het moeilijk om de effecten van haar eigen gedrag op anderen in te schatten en heeft moeite met het opvangen en juist interpreteren van non-verbale signalen. Het is lastig voor betrokkene om haar emoties te reguleren en in het dagelijkse leven wordt gezien dat zij gedrag van anderen kopieert. Zij is zich niet bewust van risicovolle situaties en heeft begrenzing vanuit een derde nodig. Bij het doen van een taak begint zij meestal niet uit zichzelf maar moet ze als het ware in de taak worden gezet. Daarbij heeft ze veel bevestiging nodig om de taak te volbrengen. Ook omgaan met geld is zeer moeilijk, zij heeft dan ook veel schulden. Het herkennen van emoties en intenties van anderen is zeer moeilijk voor haar. Betrokkene heeft geen vrienden en voelt zich erg alleen op de wereld sinds haar ouders en haar man zijn overleden.
Samenvattend kan gezegd worden dat betrokkene veel behoefte heeft aan steun en erkenning, externe sturing en begeleiding, duidelijkheid en tijd om de informatie te verwerken. Betrokkene heeft steun en begeleiding nodig op alle levensgebieden en moet beschermd worden tegen overvraging en negatieve invloeden vanuit de buitenwereld. Vooral door haar goedgelovigheid en het niet kunnen overzien van de gevolgen van haar daden, is de kans op misbruik en het terecht komen in “verkeerde” situaties groot. Kijkende naar deze ondersteuningsbehoefte is het de vraag of betrokkene in staat is zelfstandig te wonen en haar leven eigenstandig vorm te geven. Een woonplek binnen een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking zou haar meer rust en stabiliteit kunnen geven. Binnen een dergelijke woonplek kan ze begeleiding en ondersteuning krijgen op alle levensgebieden en kan ze beschermd worden tegen de gevaren van de maatschappij, aldus nog steeds de GZ psycholoog van [N] . Het hof volgt de bevindingen van de GZ psycholoog zoals vermeld in het verslag van het psychologisch onderzoek.
5.6
Voorts is gebleken dat door voornoemde omstandigheden betrokkene de afgelopen jaren niet voor haar veiligheid en die van haar kinderen heeft kunnen zorgen waardoor zij onder meer slachtoffer is geworden van een crimineel netwerk. Er lijkt misbruik te zijn gemaakt van haar situatie en vermogen. In het huis van betrokkene is door de politie een hennepkwekerij ontdekt en zij is hierna noodgedwongen tijdelijk begeleid gaan wonen bij [B] gezinshuizen. Haar kinderen zijn na ontdekking van de wietplantage uithuisgeplaatst.
Betrokkene wilde vervolgens met iemand gaan trouwen welke zij net ontmoet had.
5.7
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de ondercuratelestelling van betrokkene de meest passende voorziening is en dat niet kan worden volstaan met de minder ingrijpende maatregel van onderbewindstelling. Betrokkene beschikt over een substantieel vermogen. Volgens betrokkene zelf hebben in het verleden meerdere mensen misbruik van haar geld gemaakt. Door haar beperkte intelligentie is zij niet in staat om de juiste keuzes te maken, ook niet in haar persoonlijk leven. Zij ziet de gevolgen van situaties niet in.
Zij kan geen rationele keuzes maken en is ongeremd in het maken van keuzes. Zij heeft weinig realiteitszin, is kwetsbaar en impulsief.
Met een onderbewindstelling wordt de handelingsbekwaamheid van betrokkene niet opgeheven en dat is wel nodig in de hiervoor beschreven situatie van betrokkene. Dit betekent dat een onderbewindstelling betrokkene onvoldoende bescherming biedt.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, sector kanton, team bewind en erfrecht, locatie Arnhem) van 30 december 2019;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, E.B. Knottnerus en G.F. van den Berg, bijgestaan door F.E. Knoppert als griffier, en is op 29 september 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.