ECLI:NL:GHARL:2020:7748
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in jeugdstrafzaak wegens onvoldoende bewijs en niet-ontvankelijkheid benadeelde partij
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in Syrië in 2003, was aangeklaagd voor het plegen van ontuchtige handelingen met een benadeelde partij in Harderwijk op 19 september 2018. De rechtbank had eerder een vonnis gewezen, maar de verdachte heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 15 september 2020 heeft het hof het bewijs en de verklaringen van de betrokkenen beoordeeld.
De advocaat-generaal stelde dat er voldoende bewijs was voor een veroordeling, terwijl de raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak. De verdediging voerde aan dat de verklaring van de getuige, die pas vier maanden na het incident was afgelegd, niet betrouwbaar was. Het hof concludeerde dat de verklaring van de getuige niet tot het bewijs kon worden gebezigd, omdat deze mogelijk beïnvloed was door het tijdsverloop en de werkrelatie met de benadeelde partij.
Uiteindelijk oordeelde het hof dat de aangifte van de benadeelde partij onvoldoende steun vond in andere bewijsmiddelen. Hierdoor was er niet genoeg wettig bewijs om de verdachte schuldig te verklaren. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde. Tevens verklaarde het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het tenlastegelegde handelen.