ECLI:NL:GHARL:2020:7734

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 september 2020
Publicatiedatum
25 september 2020
Zaaknummer
21-005459-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en veroordeling voor diefstal met voorwaardelijke geldboete

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken van een diefstal, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Het hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep tegen de vrijspraak niet ontvankelijk is, omdat de verdachte niet in zijn hoger beroep kan worden ontvangen voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak.

De verdachte is wel veroordeeld voor een andere diefstal, gepleegd op 30 mei 2018, waarbij hij goederen heeft weggenomen uit een supermarkt. Het hof heeft de bewijsvoering van de advocaat-generaal gevolgd, die stelde dat de verdachte met opzet goederen had weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De verdachte had een alibi aangedragen, maar het hof oordeelde dat dit alibi niet door de bewijsstukken werd weerlegd.

Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 300,- met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij zich enkele dagen na de diefstal had verontschuldigd bij de supermarkt. De beslissing is genomen in overeenstemming met de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005459-18
Uitspraak d.d.: 25 september 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 28 september 2018 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-136407-18 en 18-104842-18, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1988,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 september 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het hem in de zaak met parketnummer 18-104842-18 tenlastegelegde tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 300,- met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn hoger beroep, voor zover dat is ingesteld tegen de vrijspraak van het hem in de zaak met parketnummer 18-136407-18 onder 2 tenlastegelegde. Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof verdachte zal vrijspreken van het hem in de zaak met parketnummer 18-136407-18 onder 1 tenlastegelegde. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.G. Mellens-Schrage, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 18-136407-18 onder 2 tenlastegelegde. Hoger beroep tegen deze vrijspraak staat voor verdachte niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep verklaren.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte veroordeeld voor het hem in de zaak met parketnummer 18-136407-18 onder 1 tenlastegelegde en het hem in de zaak met parketnummer 18-104842-18 tenlastegelegde tot een geldboete ter hoogte van € 600,- waarvan € 300,- voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarbij heeft de rechtbank bepaald dat verdachte de geldboete mag betalen in termijnen van € 100,- per maand.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 18-136407-18:
1.
hij op of omstreeks 18 januari 2018 te [plaatsnaam 1] , twee doosjes Prevalin, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de winkel [naam bedrijf 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak met parketnummer 18-104842-18 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 30 mei 2018 te [plaatsnaam 2] , drop en/of sap en/of sandwiches, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan het winkelbedrijf [naam bedrijf 2] ( [adres] ), althans aan een ander, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-136407-18 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof stelt vast dat het door verdachte aangedragen alibi niet weerlegd wordt door de inhoud van de stukken in het dossier.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18-104842-18 tenlastegelegde betoogd dat sprake is van een voltooide diefstal van de goederen toebehorende aan de [naam bedrijf 2] supermarkt. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit de veiliggestelde camerabeelden blijkt dat verdachte aanvankelijk met een winkelmandje door de supermarkt loopt en drop in het mandje legt. Vervolgens blijkt uit de camerabeelden dat hij de drop uit het mandje haalt en in zijn jaszak steekt. Hierop loopt verdachte langs de kassa zonder te betalen en wordt hij staande gehouden door een medewerker van de [naam bedrijf 2] . Bij het staande houden van verdachte blijkt dat er nog twee producten van de [naam bedrijf 2] in de jas van verdachte zitten. Op het moment dat hij de goederen in zijn jaszak steekt is de diefstal al voltooid, zeker gelet op het feit dat hij de drop eerst in het winkelmandje had gedaan, aldus de advocaat-generaal.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit van de winkeldiefstal van de goederen toebehorende aan de [naam bedrijf 2] . Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte had ten tijde van het in zijn macht krijgen van de goederen geen oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Hij wilde de goederen niet zonder te betalen wegnemen, hij was moe en was verward door de indeling van de winkel. Het voorval berust op een misverstand.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 18-104842-18 tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt daartoe het volgende.
Voor diefstal is vereist het oogmerk om wederrechtelijk, zonder toestemming van de eigenaar, over het weggenomen goed als heer en meester te beschikken. Het oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening moet aanwezig zijn op het tijdstip van het wegnemen. Het hof stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op camerabeelden van de [naam bedrijf 2] is te zien dat een man (het hof begrijpt: verdachte) met een leeg boodschappenmandje van de [naam bedrijf 2] voor een schap met snoep staat. Verdachte pakt een doosje met snoep (het hof begrijpt: drop) en legt het in zijn winkelmandje. Vervolgens loopt verdachte verder door het gangpad en pakt de drop uit het winkelmandje en steekt het in de binnenzak van zijn jas. Enige tijd later arriveert verdachte bij de zelfscankassa en legt hij het lege boodschappenmandje op een stapel met andere lege boodschappenmandjes. Verdachte heeft niets in zijn handen en loopt langs de zelfscankassa richting de uitgang. Een paar seconden later rent er een medewerker van de [naam bedrijf 2] naar verdachte. De medewerker neemt verdachte mee naar het kantoor van de [naam bedrijf 2] . Daar legt verdachte nog twee andere niet-afgerekende artikelen afkomstig uit de [naam bedrijf 2] -winkel op tafel, namelijk een flesje sinaasappelsap en een pakje met twee sandwiches.
Het hof overweegt dat verdachte welbewust een goed uit het schap heeft gepakt, in zijn mandje heeft gelegd en vervolgens in zijn jaszak heeft gestoken. Kennelijk heeft hij nog twee andere goederen aan het zicht onttrokken, namelijk het flesje sinaasappelsap en de sandwiches. Vervolgens is verdachte met deze goederen langs de zelfscankassa gelopen, heeft hij daar welbewust het lege winkelmandje teruggezet terwijl de goederen aan het zicht onttrokken waren en heeft hij de winkel verlaten zonder te betalen. Het oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening vereist een wilsbesluit dat zich in dit geval door het handelen van verdachte heeft geopenbaard. Het in de zak steken van de goederen en het zonder te betalen weglopen uit de winkel is naar zijn uiterlijke verschijningsvormen dusdanig op het gevolg gericht – het zich wederrechtelijk toe-eigenen van de goederen – dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte het oogmerk daartoe heeft gehad. Hetgeen de verdediging heeft aangevoerd omtrent de brief van de eigenaar van de [naam bedrijf 2] doet niet af aan het oogmerk dat verdachte heeft gehad en maakt het oordeel van het hof niet anders. Het hof verwerpt het verweer.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-104842-18 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 18-104842-18 (gevoegd):
1.
hij op 30 mei 2018 te [plaatsnaam 2] , drop en sap en sandwiches die toebehoorden aan het winkelbedrijf [naam bedrijf 2] ( [adres] ), heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-104842-18 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 30 mei 2018 te [plaatsnaam 2] schuldig gemaakt aan winkeldiefstal van een drietal goederen die toebehoorden aan de [naam bedrijf 2] supermarkt. Verdachte heeft met zijn verklaring over moe en verward zijn, naar het oordeel van het hof hiervoor niet de volle verantwoordelijkheid genomen. Het is algemeen bekend dat winkeldiefstal een ergerlijk en schadelijk feit is dat de winkeleigenaar en het personeel ongewild met extra werk opzadelt.
Het hof stelt vast dat verdachte in Nederland niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Het hof houdt voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die blijken uit het dossier en zoals die tijdens het onderzoek ter terechtzitting van het hof zijn besproken. Het hof neemt, evenals de advocaat-generaal, in het bijzonder in aanmerking dat verdachte enkele dagen na de diefstal is teruggegaan naar de supermarkt en zijn excuses heeft aangeboden aan de winkelmanager.
Alles afwegend is het hof van oordeel dat – gelet op de aard en de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan – kan worden volstaan met een voorwaardelijke geldboete van € 300,- . Verdachte is hiermee gewaarschuwd en krijgt daarmee tegelijkertijd de kans om zich te bewijzen door niet opnieuw met politie en justitie in aanraking te komen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-136407-18 onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-136407-18 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-104842-18 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-104842-18 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 300,00 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. L.J. Hofstra en mr. E.C. Kole, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Janssen, griffier,
en op 25 september 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. E.C. Kole is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.