Uitspraak
577b, tweede lid, (oud, nu artikel 6:6:26, eerste lid,)van het Wetboek van Strafvordering van:
Procesgang
Bevoegdheid van het hof
Beoordeling van het verzoek
BESLISSING
€ 4.600,00 (vierduizend zeshonderd euro).
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze beschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, uitgesproken op 15 juli 2020, wordt het verzoek van de verzoeker tot kwijtschelding of vermindering van een ontnemingsmaatregel behandeld. De verzoeker, geboren in 1969, had eerder de verplichting opgelegd gekregen om een bedrag van € 575.580,30 te betalen aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Op 21 november 2019 diende de verzoeker een verzoekschrift in om het resterende bedrag van € 567.330,30 kwijt te schelden of te matigen. Het hof oordeelt dat het bevoegd is om dit verzoek te behandelen, aangezien het verzoek vóór 1 januari 2020 is ingediend, ondanks de inwerkingtreding van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen.
Tijdens de behandeling van het verzoek op 1 juli 2020, waarbij de advocaat-generaal en de verzoeker aanwezig waren, werd de financiële situatie van de verzoeker besproken. Het hof concludeert dat de verzoeker niet in staat is om de volledige betalingsverplichting te voldoen, maar dat er wel enige financiële ruimte is. De verzoeker heeft in het verleden naar vermogen betalingen verricht en het hof acht het van belang om hem en zijn gezin toekomstperspectief te bieden. Daarom wordt het verzoek toegewezen, maar niet in zijn geheel; het hof vermindert de betalingsverplichting tot € 4.600,00.
De beslissing van het hof is dat de resterende betalingsverplichting van de verzoeker wordt verminderd tot € 4.600,00, terwijl het meer of anders verzochte wordt afgewezen. Deze uitspraak is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is openbaar uitgesproken.