ECLI:NL:GHARL:2020:7700
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging vonnis met niet-ontvankelijk verklaring benadeelde partijen in strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, dat op 21 augustus 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1989, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de beslissing omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen. Deze vorderingen zijn niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de benadeelde partijen hun schadevergoeding enkel bij de burgerlijke rechter kunnen indienen.
Het hof heeft het onderzoek op de terechtzitting van 7 september 2020 en het eerdere onderzoek in eerste aanleg in overweging genomen. De advocaat-generaal had vrijspraak van de verdachte gevorderd voor een specifiek tenlastegelegd feit en daarnaast een gevangenisstraf van twee weken voor de overige feiten. De rechtbank had de vorderingen van de benadeelde partijen in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard, maar het hof heeft in hoger beroep geoordeeld dat de benadeelde partijen onvoldoende onderbouwd hebben aangetoond welke kosten nog aan de orde zijn, waardoor hun vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding zouden opleveren.
Het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen, die in eerste aanleg waren ingediend, opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet ontvankelijk zijn. De benadeelde partijen kunnen hun vorderingen enkel bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd voor het overige, en de verdachte is in de kosten van de benadeelde partijen verwezen, die tot de datum van deze uitspraak op nihil zijn begroot.