ECLI:NL:GHARL:2020:7698

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 september 2020
Publicatiedatum
25 september 2020
Zaaknummer
21-002700-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in bijstandsfraudezaak met afwijzing van verbeurdverklaring

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden wegens bijstandsfraude. Het hof heeft het hoger beroep behandeld na een zitting op 7 september 2020, waarbij de advocaat-generaal een gevangenisstraf van 314 dagen had geëist en verbeurdverklaring van in beslag genomen geldbedragen had gevorderd. De verdachte, geboren in 1966, had in de periode van 1 januari 2005 tot en met 19 januari 2016 nagelaten om tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de gemeente, wat haar ten laste was gelegd. Het hof heeft echter geoordeeld dat niet bewezen kon worden dat de verdachte opzettelijk het Turkse identiteitsnummer niet tijdig had verstrekt. De verdachte had op 20 januari 2016 een kopie van haar oude Turkse paspoort naar de gemeente gestuurd, en het hof oordeelde dat dit niet gelijk staat aan opzettelijk niet verstrekken van de juiste gegevens. Daarnaast was er onvoldoende bewijs dat de verdachte op de hoogte was van het inkomen en vermogen van haar man, de medeverdachte. Het hof heeft daarom de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging en de vordering tot verbeurdverklaring van de geldbedragen afgewezen, omdat er geen veroordeling was voor een strafbaar feit. Het vonnis van de rechtbank is vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002700-18
Uitspraak d.d.: 21 september 2020
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 4 mei 2018 met parketnummer
18-850087-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 september 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 314 dagen met aftrek van het voorarrest. Ten aanzien van het beslag is gevorderd de geldbedragen verbeurd te verklaren en de laptop terug te geven aan de rechthebbende. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door haar raadsman, mr. M.C. van Linde, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden met aftrek van het voorarrest en de in beslag genomen geldbedragen verbeurd verklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 19 januari 2016 te [plaats 1] , althans in de gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) in strijd met (een) hem en/of die ander bij of krachtens wettelijk(e) voorschrift(en) opgelegde verplichting(en), te weten artikel 17 van de Wet werk en bijstand en/of artikel 17 van de Participatiewet, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de (afdeling Sociale Zaken van de) gemeente [gemeente] , zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte en/of die ander wist(en), althans redelijkerwijze moest(en) vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of die ander, toen daar opzettelijk niet tijdig en/of volledig het/de juiste Turkse identiteitsnummer(s) aan voornoemde gemeente verstrekt en/of op generlei wijze tijdig en/of onverwijld uit eigen beweging aan voornoemde gemeente (volledig) medegedeeld of kenbaar gemaakt dat hij, verdachte en/of die ander, onroerend goed (in Turkije) geheel of deels in eigendom/bezit had(den) en/of heeft/hebben gehad, te weten:
-zeven, althans een of meer perce(e)l(en) (landbouw)grond (te [plaats 2] ) en/of
-twee, althans een of meer woning(en) en/of gebouw(en) (te [plaats 3] ) en/of
-twee, althans een of meer tuin(en) (te [plaats 2] ), en/of beschikte(n) over vermogen en/of inkomsten, althans op de hoogte gesteld van (wijziging van) de financiële situatie van verdachte en/of die ander.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het niet verstrekken van het Turkse identiteitsnummer
Het hof is met de raadsman van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte in de tenlastegelegde periode
opzettelijkhet Turkse identiteitsnummer niet (tijdig) heeft verstrekt. Door verdachte is op 20 januari 2016 een kopie van haar oude Turkse paspoort naar de gemeente verzonden. Dat dit niet het juiste document bleek te zijn, waar verdachte bij brief van 21 januari 2016 door de gemeente op is gewezen, maakt niet dat verdachte opzettelijk niet de juiste gegevens heeft verstrekt. Het hof zal verdachte daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Het niet verstrekken van de benodigde gegevens voor de vaststelling van de uitkering
De raadsman heeft bepleit dat verdachte ook van dit onderdeel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken, nu niet kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk de benodigde informatie voor de vaststelling van een uitkering niet aan de gemeente heeft verstrekt. Daartoe is aangevoerd dat uit het dossier op geen enkele wijze blijkt dat verdachte op de hoogte was van het vermogen en het inkomen van de medeverdachte, haar man. Het in de tenlastelegging genoemde onroerend goed en ook het inkomen stonden op naam van haar man. Daarnaast had verdachte een traditionele rol in het gezin, waarbij haar man, aan wie zij uitgehuwelijkt was, (steeds) overheersend(er) was en zij hem volgde. Verdachte leefde tamelijk geïsoleerd, omdat ze de Nederlandse taal niet machtig was. De reclassering omschrijft verdachte dan ook als iemand die onvoldoende redzaam is en problemen heeft met zelfstandig functioneren. Verdachte had minder binding met Turkije en verbleef daar met haar kinderen voor een kortere periode, terwijl haar man er voor langere tijd bleef en daar een tweede gezin met vier kinderen had.
Het hof is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om vast te stellen dat verdachte wetenschap had van het inkomen en het vermogen van de medeverdachte. Dat verdachte getrouwd was met medeverdachte en met hem een gezamenlijke huishouding voerde, is daartoe - mede gelet op wat de raadsman ten aanzien van de onderlinge verhouding tussen verdachten als man en vrouw heeft aangevoerd - onvoldoende. Aldus kan niet worden vastgesteld dat verdachte op de hoogte was van de in de tenlastelegging genoemde inkomens- en vermogensgegevens, zodat niet kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk heeft nagelaten deze informatie te verstrekken.
Verdachte zal daarom van het tenlastegelegde worden vrijgesproken.

Beslag

De vordering van de advocaat-generaal om de geldbedragen verbeurd te verklaren wordt afgewezen, nu geen sprake is van een veroordeling wegens enig strafbaar feit als bedoeld in artikel 33, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Voor wat betreft de laptop (Macbook) wordt verwezen naar het arrest van het hof in de zaak van de medeverdachte.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Wijst af de vordering tot verbeurdverklaring van de in beslag genomen geldbedragen.
Aldus gewezen door
mr. L.J. Bosch, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. R.R.H. Laurens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Verstraaten, griffier,
en op 21 september 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. R.R.H. Laurens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.