Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
- een rapport forensisch psychologisch onderzoek van 25 maart 2020;
- een brief van de GI van 28 april 2020, en
- een brief van de raad van 29 april 2020.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.L. Witteveen, had in hoger beroep verzocht om de eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland te vernietigen. De Raad voor de Kinderbescherming, vertegenwoordigd door [C], was verweerder in deze procedure. De gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Overijssel (GI) en de gezinshuisouders van gezinshuis [A] waren als overige belanghebbenden aangemerkt.
Het hof heeft in zijn beschikking verwezen naar een eerder deskundigenonderzoek dat op 25 maart 2020 was uitgevoerd. Dit onderzoek concludeerde dat er bij de minderjarige geen sprake was van een reactieve hechtingsstoornis, maar wel van gedragsproblemen en traumatische jeugdervaringen. De moeder was de enige constante figuur in het leven van de minderjarige en was bereid om een actieve rol te spelen in zijn leven. De deskundige adviseerde om een proces van thuisplaatsing te starten, waarbij de moeder het gezag over de minderjarige diende te behouden.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft in een brief van 29 april 2020 aangegeven dat er geen reden was om te concluderen dat de moeder niet in staat was om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen. Het hof heeft deze conclusie onderschreven en vastgesteld dat niet voldaan werd aan de gronden voor gezagsbeëindiging zoals opgesomd in artikel 1:266 BW. Het hof heeft daarom het verzoek van de Raad tot beëindiging van het gezag van de moeder afgewezen en de eerdere beschikking vernietigd.