In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 2002, werd beschuldigd van oplichting, meermalen gepleegd. De feiten zijn als volgt: de verdachte heeft onder valse voorwendselen twee slachtoffers ertoe bewogen hun inloggegevens voor internetbankieren en identiteitsgegevens aan hem te verstrekken. Met deze gegevens heeft hij telefoonabonnementen op naam van de slachtoffers afgesloten. Bij een van de slachtoffers is zonder toestemming een bedrag van zijn rekening afgeschreven.
Het hof heeft het hoger beroep behandeld op 9 september 2020 en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis van de kinderrechter vroeg. De kinderrechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter bevestigd, maar heeft de opgelegde straf gewijzigd. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan oplichting en dat zijn handelen gericht was op financieel gewin, zonder rekening te houden met de gevolgen voor de slachtoffers.
Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en er waren geen noemenswaardige bijzonderheden uit de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming naar voren gekomen. Het hof heeft uiteindelijk een taakstraf opgelegd van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, en heeft het vonnis van de kinderrechter in zoverre vernietigd. De beslissing is genomen met inachtneming van de toepasselijke wettelijke voorschriften.