ECLI:NL:GHARL:2020:7656

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 september 2020
Publicatiedatum
23 september 2020
Zaaknummer
21-003112-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis politierechter en veroordeling voor rijden onder invloed van cannabis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken door de politierechter, die oordeelde dat het bloedonderzoek niet binnen de wettelijk vereiste termijn van twee weken was uitgevoerd, waardoor het bewijs niet kon worden gebruikt. Het hof heeft echter vastgesteld dat het bloedonderzoek wel degelijk binnen de gestelde termijn is uitgevoerd. De bloedmonsters waren op 13 januari 2019 afgenomen en op 16 januari 2019 ontvangen door het laboratorium. Het onderzoek vond plaats op 22 januari 2019, wat binnen de termijn valt. Hierdoor oordeelt het hof dat er geen sprake is van een vormverzuim en dat het bewijs wel degelijk gebruikt kan worden.

Het hof heeft de verdachte vervolgens veroordeeld voor het besturen van een motorrijtuig onder invloed van cannabis, met een gehalte van 7,6 microgram THC per liter bloed, wat boven de wettelijke grenswaarde ligt. De verdachte is strafbaar bevonden en er is een geldboete van € 850,- opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een positieve ontwikkeling in zijn leven, zoals het hebben van een baan en het aflossen van schulden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter en de raadsheren aanwezig waren.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003112-19
Uitspraak d.d.: 23 september 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 27 mei 2019 met parketnummer 96-045693-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 9 september 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis van de politierechter, bewezenverklaring van het ten laste gelegde en veroordeling van verdachte tot een geldboete van € 850,-. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, heeft de politierechter de verdachte vrijgesproken. Hiertoe heeft de politierechter overwogen dat de termijn van twee weken, zoals bedoel in artikel 16 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer (hierna: het Besluit) niet in acht is genomen. De politierechter heeft hieraan, kort gezegd, de conclusie verbonden dat er geen rechtmatig bloedonderzoek heeft plaatsgevonden zodat dat onderzoek moet worden uitgesloten van het bewijs.
Het gerechtshof zal dat vonnis vernietigen omdat het gerechtshof tot een andere bewijsbeslissing komt dan de politierechter. Het gerechtshof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 13 januari 2019 te [plaatsnaam] een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 7,6 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging

Het hof overweegt als volgt.
Artikel 16, eerste van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer luidt, voor zover hier relevant:
1. De onderzoeker, bedoeld in artikel 14, eerste lid, verricht het bloedonderzoek binnen twee weken na ontvangst van de buisjes of het buisje met bloed.
Uit (aanvullende stukken in) het dossier blijkt dat de bloedmonsters op 13 januari 2019 zijn afgenomen en verzonden en op 16 januari 2019 zijn ontvangen door het laboratorium [naam laboratoruim] . Het openbaar ministerie heeft bij de appelschriftuur een brief van 13 juni 2019 gevoegd van [naam expert] (expert toxicoloog), waaruit blijkt dat het (fysieke) onderzoek aan het bloed binnen twee weken na 16 januari 2019 is verricht, namelijk op 22 januari 2019. De resultaten van de analyses werden geprint op 24 januari 2019. Derhalve is voldaan aan het voorschrift genoemd in artikel 16, eerste lid, van het Besluit. Hieraan doet niet af dat het rapportnet buiten de periode van twee weken is opgemaakt. Aldus is geen sprake van een vormverzuim.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 januari 2019 te [plaatsnaam] een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 7,6 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft een motorrijtuig bestuurd terwijl hij onder invloed verkeerde van cannabis. Door zijn handelwijze heeft verdachte de verkeersveiligheid, daaronder begrepen de veiligheid van zijn medeweggebruikers, in gevaar gebracht.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 11 augustus 2020 – niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden lijkt sprake te zijn van een positieve ontwikkeling. Verdachte heeft een baan en gebruikt – naar eigen zeggen – geen verdovende middelen meer. Verdachte is bezig met het aflossen van zijn schulden.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, zal het hof een (deels voorwaardelijke) geldboete opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 850,00 (achthonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
17 (zeventien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. L.J. Bosch, voorzitter,
mr. Z.J. Oosting en mr. M.J.F. van der Wolf, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K. van der Meulen, griffier,
en op 23 september 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M.J.F. van der Wolf en mr. K. van der Meulen zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.