In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellant], eigenaar van een perceel in [A], en Topvorm Onroerend Goed B.V., eigenaar van een aangrenzend perceel. De kern van het geschil betreft de eigendom van een strook grond van ongeveer 10 m² en de eigendom van een vaart die tussen de percelen ligt. De rechtbank Midden-Nederland had eerder geoordeeld dat Topvorm de bezitter was van de grond en haar vordering om dat voor recht te verklaren toegewezen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de grond eigendom van [appellant] is gebleven, en heeft de vorderingen van [appellant] toegewezen. Het hof oordeelt dat Topvorm de grond moet ontruimen en niet meer mag gebruiken als parkeerplaats. Wat betreft de vaart is het hof het eens met de rechtbank dat deze kadastraal verdeeld is tussen partijen, en dat ieder een deel daarvan met de ondergrond in eigendom heeft. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vorderingen van [appellant] wat de grond betreft toegewezen, terwijl de vorderingen van Topvorm zijn afgewezen. Topvorm is in de kosten van beide instanties veroordeeld.