ECLI:NL:GHARL:2020:7499

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 september 2020
Publicatiedatum
22 september 2020
Zaaknummer
21-002303-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot afpersing

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1980 en thans verblijvende in P.I. Heerhugowaard, was eerder veroordeeld voor medeplegen van opzettelijke vrijheidsberoving en poging tot afpersing. Het hof heeft het hoger beroep behandeld naar aanleiding van een zitting op 8 september 2020, waarbij de advocaat-generaal een gevangenisstraf van twee jaren eiste, met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot dezelfde straf en had de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 4.222,50.

De tenlastelegging omvatte feiten die zich op 15 november 2017 hebben afgespeeld, waarbij de verdachte en medeverdachten de benadeelde partij hebben bedreigd en gedwongen om geld af te staan. De benadeelde partij werd met een mes verwond en onder bedreiging van geweld gedwongen om mee te gaan naar een woning, waar hij werd mishandeld en gedwongen tot betaling van een geldbedrag van € 80.000. Het hof heeft vastgesteld dat de aangifte van de benadeelde partij steun vindt in andere bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen.

Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte samen met medeverdachten de benadeelde partij wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd en heeft afgeperst. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de verdachte schuldig was aan deze feiten, en het hof heeft dit oordeel bevestigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren en moet de benadeelde partij een schadevergoeding van € 5.722,50 betalen, bestaande uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002303-19
Uitspraak d.d.: 22 september 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 24 april 2019 met parketnummer 16-660182-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
thans verblijvende in P.I. Heerhugowaard, BBI/ZBBI, Copernicusstraat 10 te Heerhugowaard.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 september 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De advocaat-generaal heeft tevens gevorderd de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] volledig toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. S. Dogan, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 24 april 2019, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van 1) medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en
2 primair) medeplegen van poging tot afpersing, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft tevens de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toegewezen tot een bedrag van € 4.222,50, (te weten € 722,50 aan materiële schade en
€ 3.500,- aan immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 15 november 2017, te [plaats] en/of [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, te weten [benadeelde partij] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
- zich naar de loods van voornoemde [benadeelde partij] (gelegen aan de [adres] ), waar [benadeelde partij] zich op dat moment bevond, begeven en/of
- die [benadeelde partij] (eenmaal) met een (Stanley)mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de nek, althans het lichaam, van die [benadeelde partij] gestoken en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde partij] gedwongen met hen, verdachte en/of zijn mededader(s) mee te gaan in de auto van die [benadeelde partij] en/of
- ( vervolgens) in die auto die [benadeelde partij] gedwongen zijn, [benadeelde partij] ' telefoon af te staan en/of (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd dat hij, [benadeelde partij] , mee moet werken en zich rustig moet houden, anders zouden zij, verdachte en/of zijn mededader(s), hem, [benadeelde partij] , lek steken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde partij] naar een woning gebracht (gelegen aan de [adres] ) en/of
- ( vervolgens) in die woning die [benadeelde partij] geslagen/gestompt in het gezicht, althans het lichaam en/of
- tegen die [benadeelde partij] gezegd dat hij, [benadeelde partij] , 80.000 euro, althans een geldbedrag, moet betalen en/of
- ( vervolgens) in die woning aan die [benadeelde partij] een vuurwapen, althans (een) daarop gelijkend voorwerp getoond en/of op/tegen het hoofd van die [benadeelde partij] gericht en/of gehouden en/of tegen die [benadeelde partij] gezegd: "Je moet betalen, anders schiet ik een kogel door je kop" en/of "Ik schiet echt, ik schiet echt", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of - (nadat er afspraken waren gemaakt over de terugbetaling van het geldbedrag) met die [benadeelde partij] de auto is/zijn ingestapt en/of (daarbij) tegen die [benadeelde partij] dreigend de woorden toegevoegd dat hij, [benadeelde partij] , moet betalen en als hij de politie erbij zou halen, dat hij, [benadeelde partij] en/of zijn, [benadeelde partij] ' gezin niet meer veilig zouden zijn, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2. primair
hij, op of omstreeks 15 november 2017, te [plaats] en/of [plaats] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag (te weten ongeveer 80.000 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- zich naar de loods van voornoemde [benadeelde partij] (gelegen aan de [adres] ), waar [benadeelde partij] zich op dat moment bevond, begeven en/of
- die [benadeelde partij] (eenmaal) met een (Stanley)mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de nek, althans het lichaam, van die [benadeelde partij] gestoken en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde partij] gedwongen met hen, verdachte en/of zijn mededader(s) mee te gaan in de auto van die [benadeelde partij] en/of
- ( vervolgens) in die auto die [benadeelde partij] gedwongen zijn, [benadeelde partij] ' telefoon af te staan en/of (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd dat hij, [benadeelde partij] , mee moest werken en zich rustig moest houden, anders zouden zij, verdachte en/of zijn mededader(s), hem, [benadeelde partij] , lek steken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde partij] naar een woning gebracht (gelegen aan de [adres] ) en/of
- ( vervolgens) in die woning die [benadeelde partij] geslagen/gestompt in het gezicht, althans het lichaam en/of
- tegen die [benadeelde partij] gezegd dat hij, [benadeelde partij] , 80.000 euro, althans een geldbedrag, moet betalen en/of
- ( vervolgens) in die woning aan die [benadeelde partij] een vuurwapen, althans (een) daarop gelijkend voorwerp getoond en/of op/tegen het hoofd van die [benadeelde partij] gericht en/of gehouden en/of tegen die [benadeelde partij] gezegd: "Je moet betalen, anders schiet ik een kogel door je kop" en/of "Ik schiet echt, ik schiet echt", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of - (nadat er afspraken waren gemaakt over de terugbetaling van het geldbedrag) met die [benadeelde partij] de auto is/zijn ingestapt en/of (daarbij) tegen die [benadeelde partij] dreigend de woorden toegevoegd dat hij, [benadeelde partij] , moet betalen en als hij de politie erbij zou halen, dat hij, [benadeelde partij] en/of zijn, [benadeelde partij] ' gezin niet meer veilig zouden zijn, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij, op of omstreeks 15 november 2017, te [plaats] en/of [plaats] , althans in Nederland,
[benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd dat hij [benadeelde partij] mee moet werken en zich rustig moet houden, anders zouden zij, verdachte en/of zijn mededader(s), hem, [benadeelde partij] , lek steken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat de verklaring van aangever [benadeelde partij] onbetrouwbaar is en derhalve niet gebruikt kan worden voor het bewijs. Omdat ondersteunend bewijs ontbreekt en verdachte het feit ontkent, dient verdachte wegens
onvoldoende wettig en overtuigend bewijs te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 2 primair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er niet gesproken kan worden van medeplegen, omdat verdachte in de woning van de familie [betrokkenen] geen handelingen heeft verricht waardoor [benadeelde partij] werd afgeperst. Tevens had verdachte geen financieel belang bij de afpersing, zodat bij verdachte het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling ontbreekt.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Op grond van het dossier stelt het hof de volgende feiten vast. Op 15 november 2017 is aangever [benadeelde partij] (hierna: [benadeelde partij] ) aan het werk op zijn bedrijf, gevestigd aan de [adres] . Omstreeks 16.00 uur komt verdachte samen met medeverdachte
[medeverdachte] bij [benadeelde partij] op het bedrijf en na een kort bezoek van ongeveer 30 seconden vertrekken verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en [benadeelde partij] in diens auto van het bedrijf. Verdachte is op dat moment de bestuurder van de auto van [benadeelde partij] . Ze rijden naar de woning van de familie [betrokkenen] , gelegen aan de [adres] .
[benadeelde partij] heeft aangifte gedaan en heeft onder meer het volgende verklaard:
“Op 15 november 2017 omstreeks 16.00 uur was ik bij mijn loods. De loods staat aan de [adres] . Ik zag [verdachte] en een Marokkaan of Turk naar mij toelopen. Die Marokkaan stak gelijk in mijn nek. Hij deed dit met een Stanleymes. Ik voelde gelijk bloed stromen. Ik hoorde dat die Marokkaan zei dat ik mijn telefoon moest pakken. Ik pakte mijn mobiel, hij pakte mijn mobiel over en ik zag dat hij hem uitdeed. Het ging allemaal heel snel. Ik moest in mijn bus stappen. [verdachte] zei dat ik wel wist waar het over ging. Ik moest instappen aan de passagierszijde, voorin. [verdachte] stapte achter het stuur. Die Marokkaan stapte achterin de laadruimte achter mij. Ik hoorde ze, [verdachte] en die Marokkaan, zeggen dat ik mee moest werken en mij rustig moest houden. Anders zouden ze mij leksteken, dat zeiden [verdachte] en die Marokkaan. Tijdens de rit hoorde ik dat [verdachte] door zijn mobiel tegen iemand zei dat het pakketje onderweg was. Ik zag dat we de [adres] inreden. Ik kreeg het vermoeden dat we naar huis van [betrokkene 1] gingen. [verdachte] parkeerde de bus op een parkeerplaats en ik moest uitstappen. Die Marokkaan stapte eerst uit, via de zijkant en die trok mij gelijk naar buiten. Hij hield mij vast tot aan de dichte deur.
[betrokkene 2] kwam ineens aan de deur. Die deed de deur open. Ik hoorde de Marokkaan zeggen: ‘Hier is je pakketje’. [betrokkene 2] zei zoiets van: ‘Zie je wel dat we je kunnen pakken’.
[verdachte] , de Marokkaan en ik zijn naar binnen gegaan en ik moest op de bank gaan zitten in de woonkamer. [betrokkene 1] lag in een bed in de woonkamer. [betrokkene 2] was er de gehele tijd bij.
[verdachte] en de Marokkaan liepen naar buiten, naar de voorkant. Ik zag dat [betrokkene 1] opstond, naar mij toe liep, mijn pet van mijn hoofd trok en met die pet sloeg hij mij in mijn gezicht. Hierna gaf hij mij met zijn rechtervuist een stomp in mijn gezicht. [betrokkene 1] ging naast mij zitten op de bank en zei dat ik gewoon geld moest betalen. Hij zei dat ik nog € 80.000,- moest betalen. Ze wilden dat ik gelijk geld ging regelen. [betrokkene 2] zat alleen maar te blèren dat ik moest betalen.
[betrokkene 3] kwam ineens de woonkamer in en zei dat ik geld moest regelen. [verdachte] en de Marokkaan stonden buiten voor de deur. Ik zag dat op het camerascherm in de woonkamer. [betrokkene 3] , [betrokkene 2] en [betrokkene 1] zaten dreigend tegen mij te doen.
Na een tijd liep [betrokkene 3] naar de achterzijde naar buiten en riep [betrokkene 1] ook naar buiten. [betrokkene 1] liep ook naar buiten en kwam later weer terug met [betrokkene 3] . Ze kwamen achter mijn rug naar binnen en [betrokkene 1] had een wapen en zette het wapen op mijn achterhoofd.
[betrokkene 1] zei: ‘Je moet betalen, anders schiet ik een kogel door je kop’. [betrokkene 1] liep naar de voorzijde van de bank, hij stond voor mij en zetten het vuurwapen een paar seconden tegen mijn voorhoofd. Ik hoorde hem zeggen: ‘Ik schiet echt, ik schiet echt’. Ik zei toen: ‘Niet schieten, rustig, rustig, ik betaal wel’.
We hebben gepraat over hoe we het gingen oplossen. Ik zou elke maand in een envelop geld in de brievenbus doen.
[betrokkene 3] heeft met zijn mobiel ook nog een foto van mij en mijn wond gemaakt.
[betrokkene 3] zei op een gegeven moment dat ik weg mocht. [betrokkene 3] was bij mij ingestapt en zat naast mij op de passagiersstoel. [betrokkene 3] zei in de auto nog dat ik gewoon moest betalen en als ik de politie erbij zou halen, ik en mijn gezin niet meer veilig zouden zijn. Nadat [betrokkene 3] is uitgestapt ben ik naar mijn loods in [plaats] gereden. Toen ik aan kwam rijden stonden er collega’s. Ze zagen dat ik bloedde. Mijn broer stond ook bij de loods en die heeft de politie gebeld. Uiteindelijk ben ik naar het ziekenhuis gegaan om de wond te laten behandelen. Ik heb drie hechtingen in mijn hals.”
Het hof stelt vast dat de aangifte van [benadeelde partij] op belangrijke onderdelen steun vindt in overige bewijsmiddelen, te weten:
 Op camerabeelden van een bedrijf gelegen naast de loods van [benadeelde partij] is te zien dat op 15 november 2017 twee personen het bedrijventerrein van [benadeelde partij] oplopen en in de richting van de loods van [benadeelde partij] lopen. Na ongeveer 30 seconden is te zien dat de gele Volkswagen Transporter van [benadeelde partij] het terrein afrijdt;
 Uit de verklaring van [getuige] , werkzaam in de loods waar ook [benadeelde partij] zijn bedrijf heeft, blijkt dat [benadeelde partij] zijn bedrijf op 15 november 2017 onafgesloten heeft achtergelaten, waarbij de roldeur helemaal openstond. Tevens heeft deze getuige [benadeelde partij] kort na het incident bij het bedrijf gezien. De getuige heeft verklaard dat hij zag dat [benadeelde partij] een diepe wond aan de linkerkant van zijn hals had. Tevens had [benadeelde partij] hem verteld dat hij was ontvoerd door onder andere een Nederlandse man genaamd [verdachte] , dat hij was mishandeld en dat hij iedere week of maand geld moest brengen naar [betrokkene 2] , [betrokkene 1] en [betrokkene 3] ;
 Bij [benadeelde partij] is na het incident een snijwond in de hals geconstateerd. Deze wond was blijkens de medische verklaring 3 centimeter lang en 1 centimeter diep en is gehecht met drie hechtingen;
 Uit onderzoek blijkt dat op de telefoon van [betrokkene 3] een foto van [benadeelde partij] is aangetroffen. Deze foto is gemaakt op 15 november 2017 en op die foto is te zien dat [benadeelde partij] zijn hand bij zijn nek houdt en dat zijn hals op die plek roodgekleurd is;
 Onder verdachte [verdachte] is een telefoon in beslag genomen en uit de historische gegevens is onder meer gebleken dat op 15 november 2017 te 16:02 uur de telefoon van [verdachte] werd gebeld door de telefoon van [betrokkene 3] .
De verklaring van [benadeelde partij] vindt ook steun in de verklaring van verdachte.
Verdachte heeft namelijk erkend dat hij op 15 november 2017 tezamen met een persoon
(het hof: uit het dossier volgt dat dit medeverdachte [medeverdachte] was)naar het bedrijf van [benadeelde partij] is gegaan en dat ze vanaf dat bedrijf gedrieën in de auto van [benadeelde partij] naar de woning van de familie [betrokkenen] te [plaats] zijn gereden. Verdachte heeft ook erkend dat hij tijdens deze rit de bestuurder was van de auto van [benadeelde partij] .
Mede nu uit het voorgaande blijkt dat de aangifte van [benadeelde partij] op verschillende onderdelen steun vindt in ander bewijsmateriaal acht het hof – anders dan de raadsvrouw – de aangifte van [benadeelde partij] betrouwbaar. Het hof zal de aangifte voor het bewijs gebruiken en zal bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten uitgaan van deze verklaring.
Het hof is van oordeel dat de handelingen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] , zoals die blijken uit de aangifte, naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als evident te zijn gericht op een wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Het hof leidt uit het voorgaande af dat de druk op [benadeelde partij] , bestaande uit de overmacht waar hij mee geconfronteerd werd en het geweld en de dreiging die van de verdachten is uitgegaan, hem geen andere mogelijkheid lieten dan zich te schikken in de eis van de verdachten om met hen mee te gaan. Uit de bewijsmiddelen volgt ook in toereikende mate dat de verdachte zich ervan bewust moet zijn geweest dat vrijwilligheid bij [benadeelde partij] ontbrak.
Het hof is op grond van al het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte, samen met medeverdachte [medeverdachte] , [benadeelde partij] van zijn vrijheid heeft beroofd.
Het hof houdt verdachte ook verantwoordelijk voor wat zich vervolgens in de woning aan [adres] te [plaats] heeft afgespeeld: de afpersing van [benadeelde partij] .
[benadeelde partij] is onder gewelddadige omstandigheden, onvrijwillig en met een bloedende wond in zijn nek, door verdachte en medeverdachte [medeverdachte] naar de woning van de familie [betrokkenen] in [adres] gebracht. Daarbij reed verdachte in de auto van [benadeelde partij] . Verdachte bracht [benadeelde partij] naar de woning van de familie [betrokkenen] in de wetenschap dat er tussen [betrokkenen] en [benadeelde partij] onenigheid bestond met betrekking tot een geldschuld. Verdachte heeft in de auto, onderweg naar de familie [betrokkenen] , hier nog aan gerefereerd in de richting van [benadeelde partij] .
Ook heeft de verdachte tijdens de autorit naar [plaats] – zoals blijkt uit het dossier – contact gehad met de telefoon van [betrokkene 3] en heeft verdachte opgemerkt dat ‘het pakketje’ onderweg was. Tevens is [benadeelde partij] tijdens de autorit door verdachte en medeverdachte [medeverdachte] bedreigd. Toen ze bij de woning van [betrokkenen] aankwamen is [benadeelde partij] door medeverdachte [medeverdachte] uit de auto getrokken. Medeverdachte [medeverdachte] heeft [benadeelde partij] vastgehouden tot aan de voordeur van de familie [betrokkenen] . Toen de deur werd geopend en [benadeelde partij] samen met verdachte en medeverdachte [medeverdachte] de woning werd binnengelaten werd er nogmaals, dit keer door medeverdachte [medeverdachte] , opgemerkt: ‘Hier is je pakketje’. Tijdens de mishandelingen en de bedreigingen van [benadeelde partij] door [betrokkene 1] en [betrokkene 3] hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte] buiten voor de deur gestaan.
Uit het vorenstaande volgt genoegzaam dat verdachten in deze zaak gezamenlijk zijn opgetrokken en als gezamenlijkheid zijn opgetreden in de richting van [benadeelde partij] .
Niet is gebleken dat verdachte zich van een en ander op enig moment heeft gedistantieerd of dat het gepleegde geweld en de bedreigingen een ander doel hadden dan het slachtoffer te dwingen over te gaan tot betaling van een geldbedrag.
Het hof is op grond van al het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte niet alleen samen met medeverdachte [medeverdachte] , [benadeelde partij] van zijn vrijheid heeft beroofd, maar ook dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen [benadeelde partij] heeft afgeperst.
Dat verdachte, zoals de raadsvrouw stelt, niet persoonlijk enig financieel gewin zou hebben bij de afpersing, maakt dit niet anders. Het oogmerk van de dader hoeft immers niet gericht te zijn op zijn eigen bevoordeling. In geval van deelneming (in welke vorm ook) van meerdere personen aan dit misdrijf wordt aangenomen dat de bevoordeling gelegen is in het oogmerk van allen (ze plegen dus geen verschillende misdrijven), ook al is het oogmerk van de een gericht op eigen voordeel en dat van de anderen op bevoordeling van die ander.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 15 november 2017 te [plaats] en [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een persoon, te weten [benadeelde partij] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, immers hebben hij, verdachte zijn mededaders tezamen en in vereniging
- zich naar de loods van voornoemde [benadeelde partij] (gelegen aan de [adres] ), waar [benadeelde partij] zich op dat moment bevond, begeven en
- die [benadeelde partij] (eenmaal) met een Stanleymes in de nek van die [benadeelde partij] gestoken en
- vervolgens die [benadeelde partij] gedwongen met hen, verdachte en zijn mededader mee te gaan in de auto van die [benadeelde partij] en
- die [benadeelde partij] gedwongen zijn, [benadeelde partij] ', telefoon af te staan en dreigend de woorden toegevoegd dat hij, [benadeelde partij] , mee moet werken en zich rustig moet houden, anders zouden zij, verdachte en zijn mededaders, hem, [benadeelde partij] , lek steken, en
- vervolgens die [benadeelde partij] naar een woning gebracht (gelegen aan de [adres] ) en
- vervolgens in die woning die [benadeelde partij] geslagen en gestompt in het gezicht, en
- tegen die [benadeelde partij] gezegd dat hij, [benadeelde partij] , 80.000 euro, althans een geldbedrag, moet betalen en
- vervolgens in die woning een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [benadeelde partij] gehouden en tegen die [benadeelde partij] gezegd: "Je moet betalen, anders schiet ik een kogel door je kop" en "Ik schiet echt, ik schiet echt", en
- nadat er afspraken waren gemaakt over de terugbetaling van het geldbedrag met die [benadeelde partij] de auto is ingestapt en (daarbij) tegen die [benadeelde partij] dreigend de woorden toegevoegd dat hij, [benadeelde partij] , moet betalen en als hij de politie erbij zou halen, dat hij, [benadeelde partij] en/of zijn, [benadeelde partij] ', gezin niet meer veilig zouden zijn;
2. primair
hij op of omstreeks 15 november 2017 te [plaats] en [plaats] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde partij] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, immers hebben verdachte en zijn mededaders
- zich naar de loods van voornoemde [benadeelde partij] (gelegen aan de [adres] ), waar [benadeelde partij] zich op dat moment bevond, begeven en
- die [benadeelde partij] (eenmaal) met een Stanleymes in de nek van die [benadeelde partij] gestoken en
- vervolgens die [benadeelde partij] gedwongen met hen, verdachte en zijn mededader mee te gaan in de auto van die [benadeelde partij] en
- die [benadeelde partij] gedwongen zijn, [benadeelde partij] ' telefoon af te staan en dreigend de woorden toegevoegd dat hij, [benadeelde partij] , mee moest werken en zich rustig moest houden, anders zouden zij, verdachte en zijn mededaders, hem, [benadeelde partij] , lek steken, en
- vervolgens die [benadeelde partij] naar een woning gebracht (gelegen aan de [adres] ) en
- vervolgens in die woning die [benadeelde partij] geslagen en gestompt in het gezicht, en
- tegen die [benadeelde partij] gezegd dat hij, [benadeelde partij] , 80.000 euro, althans een geldbedrag, moet betalen en
- vervolgens in die woning een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [benadeelde partij] gehouden en tegen die [benadeelde partij] gezegd: "Je moet betalen, anders schiet ik een kogel door je kop" en "Ik schiet echt, ik schiet echt", en
- nadat er afspraken waren gemaakt over de terugbetaling van het geldbedrag met die [benadeelde partij] de auto is ingestapt en (daarbij) tegen die [benadeelde partij] dreigend de woorden toegevoegd dat hij, [benadeelde partij] , moet betalen en als hij de politie erbij zou halen, dat hij, [benadeelde partij] en zijn, [benadeelde partij] ' gezin niet meer veilig zouden zijn, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van poging tot afpersing.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben een plan beraamd om het slachtoffer van zijn vrijheid te beroven en af te persen. Verdachte en zijn medeverdachten hebben bij de uitvoering van dit plan het slachtoffer, dat op dat moment aan het werk was in zijn loods, gedwongen in zijn eigen bus te stappen, waarbij de medeverdachte het slachtoffer bovendien in zijn nek heeft gestoken. Vervolgens hebben verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer naar een woning in [plaats] gebracht. Daar hebben verdachte en medeverdachte hem enige tijd vastgehouden, mishandeld en met een vuurwapen bedreigd, met als doel hem te dwingen tot afgifte van geld. Deze wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing zijn maffia-achtige en – juist daarmee - de rechtsorde ernstig schokkende feiten. Verdachte en zijn medeverdachten hebben daarbij ook een grove inbreuk gemaakt op de vrijheid en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Dat deze feiten daadwerkelijk nadelige psychische gevolgen voor het slachtoffer hebben gehad, blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaringen en de toelichting die het slachtoffer bij de vordering benadeelde partij heeft gevoegd.
Bij de strafoplegging houdt het hof rekening met het verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister, d.d. 11 augustus 2020 waaruit blijkt dat hij meermalen ter zake strafbare feiten onherroepelijk is veroordeeld, waaronder een soortgelijk feit.
Het hof heeft ook gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals ter zitting door de raadsvrouw aangevoerd.
Het hof is met de rechtbank en de advocaat-generaal van oordeel dat gezien de ernst van de bewezenverklaarde feiten niet kan worden volstaan met iets anders dan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, zoals opgelegd door de rechtbank en geëist door de advocaat-generaal, passend en geboden. Het hof zal verdachte daartoe veroordelen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.722,50. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 4.222,50. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van zijn oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Anders dan de raadsvrouw leest het hof de vordering aldus, dat de post immateriële schade enkel ziet op de gebeurtenissen zoals die zich hebben afgespeeld op 15 november 2017. Het hof zal derhalve het volledige bedrag dat is gevorderd aan immateriële schade toewijzen, nu het hof dit bedrag proportioneel acht en de vordering door de verdediging onvoldoende is betwist.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 282 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.722,50 (vijfduizend zevenhonderdtweeëntwintig euro en vijftig cent) bestaande uit € 722,50 (zevenhonderdtweeëntwintig euro en vijftig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.722,50 (vijfduizend zevenhonderdtweeëntwintig euro en vijftig cent) bestaande uit € 722,50 (zevenhonderdtweeëntwintig euro en vijftig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 63 (drieënzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 15 november 2017.
Aldus gewezen door
mr. M. Aksu, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. E. Pennink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 22 september 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Pennink is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.