ECLI:NL:GHARL:2020:7394

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 september 2020
Publicatiedatum
17 september 2020
Zaaknummer
21-000399-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling wegens bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder op 15 januari 2019 veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, waarbij de politierechter een taakstraf van 60 uren had opgelegd, waarvan 30 uren voorwaardelijk. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling.

Tijdens de zitting van het hof op 2 september 2020 heeft de advocaat-generaal gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging en een geheel voorwaardelijke taakstraf van 30 uren, met een vervangende hechtenis van 15 dagen indien deze niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft kennisgenomen van de verklaringen van de verdachte en zijn raadsman, mr. H.O. de Boer, en heeft de zaak grondig onderzocht.

Het hof oordeelt dat de politierechter op juiste gronden heeft beslist, maar komt tot een andere beslissing met betrekking tot de strafoplegging. Het hof vernietigt het vonnis van de politierechter voor wat betreft de straf en legt een taakstraf op van 30 uren, met een proeftijd van twee jaren. De verdachte heeft verklaard dat zijn bedreigingen voortkwamen uit een combinatie van medicatie en alcohol, en dat hij inmiddels geen alcohol meer drinkt. Het hof houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en legt de taakstraf in voorwaardelijke vorm op, zodat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000399-19
Uitspraak d.d.: 16 september 2020
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 15 januari 2019 met parketnummer 16-196100-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 2 september 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde en oplegging van een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 15 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. H.O. de Boer, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 15 januari 2019, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van de tenlastegelegde bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen hechtenis, waarvan 30 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het hof is van oordeel dat de politierechter op juiste gronden heeft beslist en zal het vonnis bevestigen behalve voor zover het betreft de strafoplegging. Ten aanzien van dit onderdeel van het vonnis komt het hof tot een andere beslissing dan de politierechter. In zoverre zal het vonnis dan ook worden vernietigd.
Het hof is van oordeel dat de politierechter voor het overige op juiste wijze heeft beslist. Wel zal het hof het vonnis met aanvulling van de gronden bevestigen.

Aanvulling van gronden

Aanvullend bewijsmiddel
De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het schriftelijk bedreigen van politieambtenaren en hun familie via een digitaal formulier op www.politie.nl. Politieambtenaren verdienen gezien de rol die zij in de samenleving vervullen respect en moeten hun werk kunnen uitoefenen zonder vrees dat er geweld tegen hen of hun naasten wordt uitgeoefend.
Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat hij bij het teruglezen van de berichten kippenvel krijgt. Hij meent dat de geuite bedreigingen het gevolg zijn van een combinatie van medicatie en alcohol. Inmiddels drinkt verdachte geen alcohol meer en slikt hij enkel nog medicatie waarvan hij geen bijwerkingen krijgt. Verdachte heeft tevens ter zitting verklaard dat hij een excuusbrief heeft overhandigd aan de politie. Volgens de raadsman is de problematiek van verdachte niet geheel verholpen maar is er geen sprake meer van nare incidenten.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf van na te melden duur, passend en noodzakelijk is. Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte reden om deze taakstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. E. de Witt, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van C.A.M. Veenbaas, griffier,
en op 16 september 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.