In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel naar aanleiding van een veroordeling voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De betrokkene, geboren in 1994, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de politierechter van 20 juni 2018, waarin hij was veroordeeld tot een straf voor het verkopen van drugs. Het hof heeft het onderzoek op de zitting van 2 september 2020 voortgezet en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 19.320,00 schatte. De betrokkene heeft betwist dat hij dit bedrag heeft ontvangen en verklaarde dat hij drugs gebruikte en soms verkocht om in zijn eigen gebruik te voorzien. Het hof heeft de verklaringen van de betrokkene bij de politie en de politierechter als geloofwaardig beschouwd, ondersteund door bewijsstukken zoals WhatsApp-berichten. Het hof heeft de verplichting tot betaling aan de Staat vastgesteld op € 5.000,00, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene, waaronder zijn Wajong-uitkering. Het hof heeft de eerdere beslissing vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de duur van de gijzeling op maximaal 200 dagen heeft bepaald.