In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, namelijk het besturen van een auto terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen was ontzegd. De verdachte, die de Nederlandse taal niet machtig is, had geen vertaling van de schriftelijke rijontzegging ontvangen. Het hof oordeelt dat het ontbreken van een vertaling van dit essentiële processtuk betekent dat niet kan worden bewezen dat de verdachte op de hoogte was van de rijontzegging. De advocaat-generaal had betoogd dat de verdachte had moeten vermoeden dat de uitgereikte stukken met de rechtszaak te maken hadden, maar het hof volgt deze redenering niet. Het hof benadrukt dat justitie verantwoordelijk is voor het zorgdragen voor een vertaling in een voor de verdachte begrijpelijke taal. Aangezien de verdachte niet op de hoogte was van de inhoud van de rijontzegging, bevestigt het hof het vonnis van de politierechter en verklaart dat de verdachte niet schuldig is aan het ten laste gelegde feit.